Albert Bandura (1925 – 2021) en de ‘social learning theory’

“In order to succeed, people need a sense of self-efficacy, to struggle together with resilience to meet the inevitable obstacles and inequities of life.”
Albert Bandura

Inleiding

Albert Bandura is een invloedrijke sociaal cognitieve psycholoog die het best bekend is voor zijn ‘social learning theory’, het concept ‘self-efficacy’ en de vermaarde ‘Bobo doll‘ experimenten.

Hij behoort tot de meest geciteerde psychologen en volgens de American Psychological Association neemt hij plaats binnen de top 5 van de belangrijkste psychologen van de twintigste eeuw. Hij ontving 19 eerbewijzen en werd verkozen tot de ‘American Academy of Arts and Sciences’ in 1980. Tot de eretekens behoren de ‘Outstanding Lifetime Contribution to Psychology’ uitgereikt door de American Psychological Association, de ‘James McKeen Cattell Award’ van de American Psychological Society en de ‘Gold Medal Award for Distinguished Lifetime Contribution to Psychological Science’ van de American Psychological Foundation. De Universiteit Leiden kende hem in 1995 een eredoctoraat toe.  In 2014 werd hij gehuldigd als ‘Officer of the Order of Canada’ en in 2016 ontving hij van president Barack Obama de ‘National Medal of Science’. Voor hem was deze onderscheiding een erkenning van de bijdragen van de psychologie aan de menselijke verbetering.

American Psychological Association. (2002). Eminent psychologists of the 20th century. Monitor on Psychology, 33(7). https://www.apa.org/monitor/julaug02/eminent

https://thepsychologist.bps.org.uk/volume-35/february-2022/albert-bandura-1925-2021

Bandura’s werk heeft bijgedragen tot de cognitieve revolutie in de psychologie die begon in de late zestigerjaren van de twintigste eeuw. Zijn theorieën blijven geldigheid en inspiratie voor verder onderzoek behouden in de 21ste eeuw. Hij legde met zijn onderzoek de focus op toepassingen in diverse gebieden van het menselijk functioneren zoals onderwijs, sport, gezondheid, geneeskunde, geestelijke gezondheid en psychotherapie en sociaal-politieke thema’s. De brede reikwijdte van zijn theorieën vindt een oorsprong in Bandura’s brede wetenschappelijke interesse en het zoeken naar maatschappelijke relevantie/toepasbaarheid voor zijn onderzoek en theorievorming.

K. Cherry (2020), Albert Bandura’s influence on the field of psychology. https://www.verywellmind.com/albert-bandura-biography-1925-2795537

B. J. Zimmerman, D. H. Schunk (2004), Albert Bandura: The Man and his Contributions to Educational Psychology. http://www.uky.edu/~eushe2/Pajares/ZimSchunkChpt5.pdf

Het is dan ook jammer dat in vele publicaties over Bandura zo weinig aandacht is voor zijn sociaal cognitieve leertheorie gekoppeld aan moreel denken en handelen.

“A comprehensive theory of morality must explain how moral reasoning, in conjunction with other psychosocial factors, governs moral conduct. Social cognitive theory adopts an interactionist perspective to moral phenomena. Within this conceptual framework, personal factors in the form of moral thought and affective self-reactions, moral conduct, and environmental factors all operate as interacting determinants that influence each other bidirectionally.”

 Zie: A. Bandura (1991),  Social cognitive theory of moral thought and action. In W. M. Kurtines & J. L. Gewirtz (Eds.), Handbook of moral behavior and development (Vol. 1, pp. 45-103).  Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Het concept ‘moral disengagement’ past hij toe op belangrijke uitdagingen van onze tijd en voor bepaalde thema’s zoals de klimaatproblematiek was hij zijn tijd vooruit.

A.Bandura (2016), Moral disengagement. How people do harm and live with themselves. Worth Publishers, New York, 544 p.

Seth Heald (2017), Climate Silence, Moral Disengagement, and Self-Efficacy: How Albert Bandura’s Theories Inform Our Climate-Change Predicament, Environment: Science and Policy for Sustainable Development, 59:6, 4-15. https://doi.org/10.1080/00139157.2017.1374792

In dit artikel zal ik na een korte biografie over Bandura verder ingaan op enkele van de meest invloedrijke theorieën, ideeën en onderzoek uit zijn wetenschappelijk oeuvre:

  • Social learning theory / Social cognitive theory
    • Observational learning
    • Bobo Doll studies
    • Self-regulation
  • Self-efficacy theory
  • Moral disengagement

https://www.youtube.com/watch?v=CXGBqmTitvI

Beknopte biografie

Albert Bandura was geboren in Mundare (4-12-1925), Canada, als de jongste in een gezin van zes kinderen waarvan twee kinderen op jonge leeftijd stierven. Zijn ouders waren oorspronkelijk uit Polen en Oekraïne en immigreerden naar Canada. ‘Al’ volgde als kind les op een kleine school met weinig didactische leermiddelen en dit moedigde hem aan tot veel zelfstudie in onderwerpen die hem interesseerden. Na de middelbare school ging hij in 1946 naar de University of British Columbia in Vancouver en studeerde er psychologie. Hij vervolgde nadien zijn studie aan de University of Iowa in de Verenigde Staten, waar hij zijn master in de psychologie behaalde in 1951 en in 1952 een PhD in de klinische psychologie. In 1953 startte hij zijn academische loopbaan aan de Stanford University (Californië).  Hij opteerde voor naturalisatie in 1956 tot Amerikaans staatsburger.  Hij bleef zijn volledige carrière als professor aan deze gerenommeerde universiteit tot zijn emeritaat in 2010. In 1976 werd hij voorzitter van het departement psychologie aan de Stanford University.

Hij overleed op 26-07-2021.

Ter afronding een mooie getuigenis uit https://thepsychologist.bps.org.uk/volume-35/february-2022/albert-bandura-1925-2021 door Elissa Epel en Elizabeth Ozar.

“We experienced his remarkable qualities up close – robust optimism, kindness and humility, hiseasy distinctive laugh, generosity with his time, and dedication to scholarship. He made others feel that their research was important and worth pursuing, and he lived his theory of self-efficacy – instilling confidence for success experiences.”

Zeeman, A. (2018), Albert Bandura. Retrieved from ToolsHero: https://www.toolshero.com/toolsheroes/albert-bandura/

https://www.thefamouspeople.com/profiles/albert-bandura-641.php

https://albertbandura.com/pdfs/Albert-Bandura-Autobiography.pdf

https://en.wikipedia.org/wiki/Albert_Bandura

https://www.youtube.com/watch?v=f2Vo1OA03PE

H.A. MacCormick (2021), Stanford psychology professor Albert Bandura has died.  

Social learning theory (SLT) : brug tussen behaviorisme en cognitieve psychologie

De benaming ‘social learning theory’ verwijst naar een situering in een behavioristisch referentiekader. Het behaviorisme stelt dat alles wat een individu leert afhankelijk is van stimulus/ input via de zintuigen en een connectie die in de hersenen wordt gemaakt naar een reactie of respons in spieren of klieren, kortweg de S-R associatie. Een beloning of positieve reïnforcement verhoogt de kans dat een organisme de volgende keer dezelfde respons zal geven op dezelfde prikkel. Nieuw was dat Bandura de processen in de hersenen ter discussie stelde en nadruk legde op de cognitieve processen. Bandura zegt over zichzelf  “… never really fit the behavioral orthodoxy”. Zelfs in zijn vroegste publicaties argumenteert hij dat het reduceren van gedrag tot een cyclus van stimulus-respons te simplistisch was. Hij gebruikt wel in zijn werk de concepten ‘conditioneren’ en ‘reïnforcement’ maar dan wel binnen een model waarin cognitieve processen een belangrijke rol hebben. In zijn visie is leren gebaseerd op interactie met anderen in een sociale context. Na het observeren van het gedrag van anderen ontwikkelen mensen gelijkaardig gedrag. Ze assimileren en bootsen dit gedrag na vooral indien ze positieve resultaten hebben geobserveerd bij het model. Deze theorie wordt dikwijls als een brug beschouwd tussen de behavioristische leertheorie en de cognitieve leertheorieën. De nadruk op de interne processen voegde een cognitieve focus toe aan het behaviorisme en werd door extreme behavioristen afgewezen.

Bandura omschrijft leren als: “Learning is largely an information-processing activity in which information about the structure of behavior and about environmental events is transformed into symbolic representations that serve as guides for action.”

Aanhangers van het observationeel leren (observational learning) zien ‘modeling’ of model leren als de meest effectieve manier om kennis en informatie betreffende nieuw gedrag over te dragen. Ook al heeft een persoon geen beloning ontvangen voor een bepaald gedrag, toch kan hij aangezet worden om het gedrag te stellen omdat bij het model positieve reïnforcement werd geobserveerd. Dit proces wordt ‘vicarious reinforcement’ genoemd. Volgens Bandura is deze soort reïnforcement minder krachtig dan directe reïnforcement en levert deze laatste op langere termijn een hogere motivatie op om een gedrag in stand te houden dan ‘vicarious reinforcement’.

De sterkte van observationeel leren is dat de persoon nieuw gedrag kan leren zonder voorafgaandelijke ‘trial and error’. Daarom is het een efficiënte en krachtige vorm van leren waardoor mensen snel complexe gedragingen kunnen verwerven.

Uit: M. Valcke (2018), Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Van leren naar instructie. Deel 1  Acco, Leuven/Den Haag,  p. 349-360.

In het verloop van het leerproces bij observationeel leren spelen vier fasen een centrale rol:

  • attentional processes’ (aandachtrichtende processen) bepalen wat de aandacht trekt en wat geobserveerd wordt. Deze selectieve aandacht wordt bepaald door de voorkennis van de lerende, de intrinsieke motivatie van de lerende om van het model iets te leren en persoonlijkheidskenmerken zoals zelfvertrouwen en zelfeffectiviteit. Factoren in het geobserveerde model spelen eveneens een rol zoals succesvol handelen, bekwaamheid… die als een voordeel worden ervaren. Het gedrag van de modellen wordt als zinvol ervaren voor zichzelf in het toekomstige functioneren. De functionele waarde van een model kan sterk verschillen naargelang het geslacht van het model. Ook de ‘attractiviteit’ van het model speelt omwille van eigenschappen die de observerende aantrekkelijk vindt.
  • retentional processes’ (retentieprocessen) Het observeren moet leiden tot actieve verwerking van het geobserveerde en wordt onthouden als een cognitieve representatie of symbolisatie via visuele en via verbale codes.
  • production/reproduction processes’ (productieprocessen) De nieuwe kennis die wordt opgeslagen in het geheugen moet ook leiden tot feitelijk gedrag en dit wordt bevorderd door productieprocessen. In deze fase tracht de lerende zijn gedrag af te stemmen op het gedrag van het model.
  • motivational processes’ (motivationele processen) Bij en na het observeren van een bepaald gedrag en de consequenties ervan blijft de vraag open of een observator dit gedrag wil nadoen of vermijden. Bandura spreekt van externe en interne ‘incentives’ (aansporing of motief) waarbij de externe incentives geen natuurlijke relatie hebben met het gedrag zoals bijv. geld, extra voordelen… Wanneer deze incentives wegvallen daalt ook de bereidheid om het gedrag te vertonen. Intrinsieke incentives vloeien op een natuurlijke wijze voort uit het vertoonde gedrag. Volgens Bandura is zelfevaluatie een intrinsieke incentive omdat personen hun eigen gedrag belonen omdat ze de eigen doelen en maatstaven behalen.

Deze principes van observationeel leren zijn erg belangrijk wanneer we reflecteren op de invloed van geweld in de media op kinderen en in het algemeen op het leren van kinderen door observatie van allerlei gedrag, goed of slecht, bij anderen.

Bobo doll experimenten

In 1961 voerde Bandura zijn beroemde experiment uit dat bekend staat als het ‘Bobo doll’ experiment, om gedragspatronen te bestuderen, althans gedeeltelijk, door middel van zijn sociale leertheorie. Bandura’s resultaten van het Bobo doll experiment veranderden de loop van de moderne psychologie en werden alom geprezen voor het helpen verschuiven van de focus in de academische psychologie van puur behaviorisme naar een cognitieve benadering van gedrag. Het experiment is een van de meest geprezen en geciteerde psychologische experimenten. Het onderzoek was belangrijk omwille van het verschil met het behaviorisme dat veronderstelt dat het gedrag wordt gestuurd door bekrachtiging of beloningen. De kinderen kregen geen aanmoediging of stimulans om de pop in elkaar te slaan; ze imiteerden gewoon het gedrag dat ze hadden waargenomen. Bandura noemde dit fenomeen observationeel leren. Hij toonde aan dat kinderen gedrag leren en imiteren dat ze bij andere mensen hebben waargenomen.

McLeod, S.A. (2014), Bobo Doll Experiment .  https://www.simplypsychology.org/bobo-doll.html

McLeod, S. A. (2016). Bandura – social learning theory. Retrieved from: www.simplypsychology.org/bandura.html

https://www.youtube.com/watch?v=dmBqwWlJg8U&t=55s

https://youtu.be/zerCK0lRjp8

Self regulation (zelfregulering)

In de theorie van Bandura zijn model leren en zelfregulering typerend voor de menselijke persoonlijkheid. Zelfregulering – het beheersen van ons eigen gedrag – verloopt in drie stappen:

  1. Zelfobservatie. We kijken naar onszelf, ons gedrag en houden het in de gaten.
  2. Oordeel. We vergelijken wat we zien met een standaard. We kunnen onze prestaties bijvoorbeeld vergelijken met: traditionele normen, zoals ‘etiquetteregels’. Of we kunnen willekeurig zelf regels maken, zoals “Ik zal een boek lezen deze week.” Of we kunnen concurreren met anderen, of met onszelf.
  3. Zelfreactie. Als je het goed hebt gedaan in vergelijking met je standaard, geef je jezelf belonende zelfreacties. Als je het slecht deed, geef je jezelf straffende zelfreacties. Deze zelfreacties kunnen variëren: van het voor de hand liggende (jezelf trakteren op een ijscoupe of laat werken) tot het meer verborgen (gevoelens van trots of schaamte). Een zeer belangrijk concept in de psychologie dat overeenstemt met zelfregulering, is zelfconcept of zelfrespect. Als je enerzijds in de loop der jaren merkt dat je aan je normen voldeed, zul je een aangenaam zelfbeeld hebben (hoge zelfwaardering). Als je anderzijds merkt dat je meestal niet aan je normen voldoet, zul je een negatief of laag zelfbeeld hebben.

Bandura ziet drie waarschijnlijke resultaten van een negatief zelfbeeld:

  1. Compensatie – bijvoorbeeld een superioriteitscomplex en grootsheidswaanzin.
  2. Inactiviteit – apathie, verveling, depressie.
  3. Ontsnapping – drugs en alcohol, televisiefantasieën, of zelfs de ultieme ontsnapping in zelfmoord.

Bandura’s aanbevelingen voor personen met een negatief zelfbeeld sluiten aan bij vorige drie stappen in de zelfregulering:

  1. Wat betreft zelfobservatie – ken uzelf! Zorg dat je een goed beeld hebt van je gedrag.
  2. Met betrekking tot normen – zorg ervoor dat uw normen niet te hoog zijn. Stel jezelf niet op voor mislukking! Te lage normen zijn daarentegen zinloos.
  3. Wat betreft zelfreactie: gebruik zelfbeloningen, geen zelfstraffen. Vier je overwinningen, blijf niet stilstaan op je mislukkingen.

Zie: C.G. Boeree, Personality theories. Albert Bandura. In: C.G. Boeree (2017), Personality theories: From Freud to Frankl. Createspace Independent Publishing Platform, 296 p. http://webspace.ship.edu/cgboer/bandura.html

Van social learning theory (SLT) naar social cognitive learning theory (SCLT)

Vanaf de jaren tachtig (Bandura,1986, Social foundations of thought and action.) is Bandura’s theorievorming meer holistisch gericht en wint cognitie aan belang in de context van sociaal leren.

Bandura, A. (1999). A social cognitive theory of personality. In L. Pervin & O. John (Ed.), Handbook of personality (2nd ed., pp. 154-196). New York: Guilford Publications. (Reprinted in D. Cervone & Y. Shoda [Eds.], The coherence of personality. New York: Guilford Press.)

https://www.uky.edu/~eushe2/Bandura/Bandura1999HP.pdf

Centraal staat de stelling dat individuen zowel gedragingen als cognitieve strategieën leren door anderen te observeren en deze verworvenheden worden geleerd zonder directe reïnforcement. Maar mensen zijn slechts gedeeltelijke producten van hun omgeving. Net zo belangrijk is het feit dat we gunstige omgevingen creëren en er vervolgens controle over gaan uitoefenen. Door omgevingen zorgvuldig te selecteren, kunnen we beïnvloeden wat we worden. Onze keuzes worden zowel door onze overtuigingen, onze verwachtingen (expectations) als door onze capaciteiten beïnvloed. Lerenden ontwikkelen door hun eerdere ervaringen verwachtingen. Die verwachtingen hebben betrekking op de gevolgen die samenhangen met een bepaald gedrag. Lerenden krijgen die verwachtingen al na een heel beperkte ervaring. Die verwachtingen spelen de rol van een soort bekrachtiger. Wanneer ze verwachten dat er een positieve bekrachtiging zal volgen zullen ze het gedrag meer vertonen.

Bandura stelt voor het verklaren van menselijk gedrag een causaal model voor dat bestaat uit drie op elkaar inwerkende elementen. Dit principe wordt ‘triadische wederkerigheid’ genoemd van persoonlijke factoren, gedrag en omgeving. Eerder formuleerde hij het ‘concept  reciprocal determinism’ om aan te geven dat de omgeving de persoon beïnvloedt maar ook dat de persoon veranderingen in de omgeving brengt. In het SCLT model wordt dit geïntegreerd als ‘triadic reciprocality’ of als ‘triadic codetermination’.

Figuur 1 Bandura’s Theory of triadic codetermination

Het geloof in eigen kunnen en de overtuiging dat iemand zelf enige invloed kan hebben op zijn omgeving wordt aangeduid als ‘self-efficacy’  of zelfeffectiviteit. Hoe sterker deze overtuiging, des te eerder zal een lerende aan een taak beginnen en des te meer moeite zal hij doen om de taak tot een goed einde te brengen. Het gaat niet om iemands daadwerkelijke bekwaamheid, maar om de zelfperceptie hierover. Een lerende die zichzelf onderschat zal minder snel opteren voor een moeilijke taak en minder snel vooruitgang maken bij het leren. De beleefde zelfeffectiviteit beïnvloedt wat de leerling denkt, voelt en hoe hij zich gedraagt en daarmee beïnvloedt zelfeffectiviteit het leren zelf en de motivatie. Gelukkig hebben de meeste mensen verschillende niveaus van zelfeffectiviteit naargelang bijvoorbeeld het domein van vaardigheden (muziek, voetbal, wiskunde, sociale vaardigheden…). Het proces van ‘reciprocal determinism‘ wordt dus in belangrijke mate beïnvloed door onze zin voor zelfeffectiviteit die kan toenemen of afnemen in bepaalde domeinen omwille van het aan de gang zijnde proces van reciprocal determinism. Deze kringloop van gebeurtenissen is aanleiding tot ‘self-fulfilling prophecies’.

Volgens Bandura hebben vier soorten input invloed op de toename of afname van ons aanvoelen van zelfeffectiviteit.

  • Persoonlijke ervaringen van succes en falen. Als je bijvoorbeeld aanhoudend hoge scores behaalt voor wiskunde, dan ga je ook geloven dat je veel bekwaamheid/talent hebt voor wiskunde.
  • Door observationeel leren bekomen we vicarious reïnforcement. We zien succes en falen bij het model en naarmate we ons identificeren met dit model, denken we ook dat we de eigenschappen van het model bezitten.
  • Wat anderen over ons zeggen beïnvloedt hoe we over onszelf denken.
  • De emotionele toestand en de fysiologische pijn en plezier die we intern voelen in de context van de uitvoering van een taak zal invloed hebben op ons besef van zelfeffectiviteit.

Het werk van Bandura over self-efficacy vertoont vele parallellen met zijn persoonlijk leven. “Self-directedness has really served me very well throughout my whole carreer” verklaarde hij in 2012 tijdens een programma ‘Inside the Psychologist’s Studio’. “In a way my psychological theory is founded on human agency, which means that people have a hand in determining the course their lives take, and in many respects my theory is really a reflection of my life path”.

 Zie: https://www.youtube.com/watch?v=-_U-pSZwHy8

Bandura’s Self-Efficacy Theory. In: M.W. Watson (2002), Theories of Human Development. Course Guidebook, The Teaching Company, Chantilly (Virginia), p.90-95.

R.T. Nabavi (2012), Bandura’s Social learning theory & Social cognitive learning theory. https://www.researchgate.net/publication/267750204_Bandura%27s_Social_Learning_Theory_Social_Cognitive_Learning_Theory

M. Kelland (2015), Social learning theory and personality development. p.371-388. In: M. Kelland, Personality Theory in a Cultural Context. https://cnx.org/contents/lISyy6OT@1.1:oiev6HcT@1/Social-Learning-Theory-and-Personality-Development

J.E. Grusec (1992), Social learning theory and developmental psychology: the legacies of Robert Sears and Albert Bandura. Developmental Psychology, vol 28 (5), p. 776-786.

P.A. Kirschner, L. Claessens, S. Raaijmakers (2018), Op de schouders van reuzen. Ten Brink, Meppel, hoofdstuk 8: Geloof in eigen kunnen, p.54-58.

R.E. Slavin (2014), Educational psychology. Theory and practice. Pearson, Essex, 10th edition, p.184-186.

W. De Coster, L. Verhofstadt-Deneve (1981), Handboek voor ontwikkelingspsychologie. Van Loghum Slaterus, Deventer, p.137-144.

Albert Bandura’s concept of self-efficacy (2019), https://www.envisionyourevolution.com/learning-motivation/albert-bandura-the-concept-of-self-efficacy/4143/

Enkele kanttekeningen over SCLT:

  • Bandura heeft met zijn theorie, gebaseerd op de behavioristische leertheorie, een omwenteling gebracht in deze psychologische stroming door inbreng van de sociaal-cognitieve component.
  • SCLT heeft een belangrijke impact gehad op onderzoek over de ontwikkeling van agressie, fobieën, onderpresteren en op de behandeling van gedragsproblemen en stoornissen. Voor de toepassingen in o.a. de klinische psychologie, de criminologie, het onderwijs, … is deze theorie baanbrekend geweest.
  • De aandacht voor leerprocessen heeft wellicht tot gevolgd gehad dat ontwikkeling werd gereduceerd tot wat we geleerd hadden. Bandura focust eerder op processen dan op structurele veranderingen of fasen in de ontwikkeling. De processen zoals observationeel leren functioneren onafhankelijk van de leeftijd van een persoon. Kinderen zijn dan mini-volwassenen, minder getraind en minder vaardig, maar met dezelfde interne processen zoals bij volwassenen en zo mist de SCLT belangrijke facetten van de menselijke ontwikkeling.

‘Moral disengagement’ en moreel functioneren

De sociaal-cognitieve theorie van moreel functioneren is gebaseerd op een theorie over menselijk gedrag waarbij moreel gedrag wordt gemotiveerd en gereguleerd door het aanwenden van zelf- sancties. Tijdens de ontwikkeling assimileert een individu regels over goed en kwaad die richtlijnen worden voor zijn gedrag. Hij reguleert zijn acties door de consequenties die hij zichzelf oplegt. Hij stelt gedrag dat voldoening geeft en een gevoel van de moeite waard. Hij onthoudt zich van gedrag dat in strijd is met de heersende morele normen, omdat dergelijke acties afkerige zelfsancties oproepen. Deze sancties kunnen van cognitieve, affectieve en gedragsmatige aard zijn. De cognitieve vorm omvat zelfrespect; er is geen grotere straf dan zelfverachting. De affectieve vorm omvat schuldgevoelens die, wanneer ernstig, deprimerend kunnen werken. De gedragsvorm omvat strenge zelfbehandeling, inclusief het zich ontzeggen van plezierig activiteiten. Het anticiperen op zelfsancties houdt het gedrag in overeenstemming met morele normen. Volgens Bandura zijn veel onderzoekers (Piaget, Kohlberg,…) over morele ontwikkeling ervan uitgegaan dat het niveau van moreel oordelen, i.c. tijdens een ontwikkelingsfase, sturend is voor het moreel gedrag. Deze samenhang is echter niet evident en de vraag blijft naar een verklaring voor de kloof tussen moreel denken en moreel gedrag.  De SCLT zoekt met motivatie en zelfregulatie mechanismen een verklaring te geven voor de koppeling tussen enerzijds morele standaarden en moreel denken met anderzijds moreel gedrag.

Morele normen alleen zijn onvoldoende om moreel gedrag te waarborgen. Ze kunnen omzeild worden en zelfs ingezet voor schadelijke activiteiten. Het is een morele paradox dat mensen, ongeacht hun socio-culturele achtergrond, mensonterende acties stellen en toch een positief zelfbeeld behouden.

Bandura specifieert in ‘Moral Disengagement: How People Do Harm And Live With Themselves’ acht psychosociale mechanismen die morele zelfbeheersing ten aanzien van schadelijke praktijken verzwakken of elimineren zonder zelfcensuur en waarbij morele zelfsancties worden losgekoppeld van het gestelde wangedrag.

Uit: Albert Bandura (2018) A commentary on moral disengagement: the rhetoric and the reality. The American Journal of Psychology, 131 (2): 246–251. doi: https://doi.org/10.5406/amerjpsyc.131.2.0246

Bandura, A. (2016) Moral disengagement: How people do harm and live with themselves. New York: Worth.

Bandura, A. (1991). Social cognitive theory of moral thought and action. In W. M. Kurtines & J.L. Gewirtz (Eds.), Handbook of moral behavior and development (Vol. 1, pp. 45-103). Hillsdale, NJ: Erlbaum.

M. Jambon, Judith G. Smetana, Theories of Moral Development. In: James D. Wright (Ed.), International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences (Second Edition), Elsevier, 2015, p. 788-795. https://doi.org/10.1016/B978-0-08-097086-8.23201-7

https://albertbandura.com/albert-bandura-moral-disengagement.html

Een overzicht van de mechanismen voor ‘moral disengagement’ of verbreken van moreel engagement: moral  justification,  euphemistic  labeling,  advantageous  comparison, displacement  of  responsibility,  diffusion  of  responsibility, distortion  of   consequences, dehumanization,  and attribution of blame.

Figuur 2   Proces en mechanismen van ‘moral disengagement’ volgens Bandura

  1. Morele rechtvaardiging

Mensen vertonen gewoonlijk geen laakbaar gedrag voordat ze voor zichzelf de juistheid van hun daden hebben gerechtvaardigd. In het proces van morele rechtvaardiging wordt schadelijk gedrag persoonlijk en sociaal aanvaardbaar gemaakt door het af te schilderen in dienst van gewaardeerde sociale of morele doeleinden.

  1. Eufemistische etikettering

Activiteiten kunnen er sterk verschillend uitzien, afhankelijk van hoe ze worden benoemd. Eufemistische etikettering biedt een hulpmiddel om laakbare activiteiten te maskeren of er zelfs een respectabele status aan toe te kennen. Door middel van gezuiverde en ingewikkelde taal wordt destructief gedrag goedaardig of op zijn minst acceptabel gemaakt.

  1. Voordelige vergelijking

Gedrag kan verschillende eigenschappen aannemen, afhankelijk van waarmee het wordt vergeleken. Door voordelige vergelijkingen te maken, kan schadelijk gedrag goedaardig worden gemaakt of als onbelangrijk worden bestempeld. Hoe extremer de tegengestelde activiteiten in de vergelijking, des te waarschijnlijker is het dat het eigen schadelijke gedrag onbeduidend of zelfs positief zal lijken. Men volgt de redenering van ‘het minste kwaad’ door het in contrast plaatsen van twee verwerpelijke gedragingen.

  1. Verplaatsing van verantwoordelijkheid

Bij het verschuiven van verantwoordelijkheid beschouwen mensen hun acties als voortkomend uit de sociale druk of voorschriften van anderen, in plaats van als iets waarvoor ze persoonlijk verantwoordelijk zijn. Omdat ze niet de werkelijke uitvoerders van hun acties zijn, worden hun zelfcensuurreacties bespaard. Daarom zijn ze bereid zich te gedragen op een manier die ze normaal afwijzen als een legitieme autoriteit de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de effecten van hun acties.

  1. Spreiding van verantwoordelijkheid

De uitoefening van morele controle wordt verzwakt wanneer persoonlijke keuzevrijheid wordt verdoezeld door de verspreiding van de verantwoordelijkheid voor schadelijk gedrag. Elke schade die door een groep wordt toegebracht, kan grotendeels worden toegeschreven aan het gedrag van anderen. Mensen gedragen zich wreder onder groepsverantwoordelijkheid dan wanneer ze zichzelf persoonlijk verantwoordelijk houden voor hun daden.

  1. De gevolgen negeren of verdraaien

Wanneer mensen activiteiten ondernemen die schadelijk zijn voor anderen voor persoonlijk gewin, of vanwege sociale prikkels, vermijden ze de schade die ze veroorzaken onder ogen te zien. Naast selectieve onoplettendheid en cognitieve vervorming van effecten, kan de verkeerde voorstelling van zaken ook actieve pogingen inhouden om bewijs van de veroorzaakte schade in diskrediet te brengen.

  1. Ontmenselijking

Zelfcensuur voor schadelijk gedrag kan worden opgeheven of afgezwakt door ontmenselijking die mensen van menselijke eigenschappen ontdoet of hen dierlijke eigenschappen toeschrijft. Eenmaal ontmenselijkt, worden ze niet langer gezien als personen met gevoelens, hoop en zorgen, maar als onmenselijke objecten.

  1. Toekenning van schuld

Iemands tegenstanders of omstandigheden de schuld geven is een ander middel om zichzelf vrij te pleiten. Door anderen of de omstandigheden de schuld te geven, verontschuldigt men zichzelf voor de schadelijke daden maar rechtvaardigt men zijn gedrag.

Uit:  Zsolnai, L. (2016). Moral Disengagement: How People Do Harm and Live with Themselves, by Albert Bandura.  Business Ethics Quarterly, 26(3), 426-429. doi:10.1017/beq.2016.37

Moral Disengagement: The Theory  (video en slides)

https://moral-psychology-docs.butterfill.com/docs/lecture_03/moral_disengagement_theory/

https://youtu.be/1BtxRQZ7Occ

Albert Bandura discuses Moral Disengagement: https://youtu.be/JjuA4Xa7uiE

http://psychology.iresearchnet.com/sports-psychology/moral-development/moral-disengagement/

Ter afronding

Uit de epiloog van Bandura’s boek over ‘moral disengagement’ (2016) citeren we vrij vertaald: “ Om humaan te kunnen functioneren moeten samenlevingen sociale systemen uitbouwen die mededoogend zijn en wreedheid beteugelen. Zowel individuen, organisaties als instituties moeten het moeilijk gemaakt worden om menselijkheid te verliezen in hun acties.”

Uit: Myers, D. G. (2013), Effects of Biology and Cognition, and Learning by Observation. In: Psychology in modules (10th edition).  New York, NY: Worth, p. 303-307.

 


Eindredactie en vormgeving van figuren: André Verkens