M.J. Langeveld (1905-1989) Grondlegger voor pedagogiek als een ‘praktische wetenschap’

Proloog

‘Pedagogiek, als het bewustzijn dat de praktijk van opvoeding en onderwijs begeleidt, is de afgelopen decennia in de Nederlandse academische context in de marge terechtgekomen. Volgens sommigen is de pedagogiek ingehaald door ontwikkelingspsychologie en empirisch onderwijsonderzoek. Anderen concluderen daaruit dat de pedagogiek achterhaald is en niet langer een plaats kan claimen in het moderne wetenschapsbedrijf. Daarmee zijn pedagogische vragen en bekommernissen echter nog niet verdwenen uit de alledaagse opvoedings- en onderwijspraktijk. Sterker nog: als reactie op een doorgeslagen cultuur van meten en afrekenen, klinkt de roep om weer tijd te maken voor pedagogiek in het onderwijs sterker dan ooit.’

Uit: Biesta, G. J. J. (2018). Tijd voor pedagogiek. Over de pedagogische paragraaf van onderwijs, opleiding en vorming. Universiteit voor Humanistiek.

Bovenstaand citaat is m.i. evenzeer toepasselijk in Vlaanderen en we hebben deze zorg reeds eerder omschreven in een bericht https://www.interactum.be/crisispijnen-in-opvoeding-en-onderwijs-in-covid-19-tijden-en-pedagogiek-van-de-hoop-door-lea-dasberg/

Meer dan twee decennia is de fundamentele of theoretische pedagogiek reeds onder de radar gebleven in de lage landen. Daarom willen we de aandacht richten op grondleggers van de pedagogiek om te herbronnen. Het zijn overwegend hoogleraren aan enkele Nederlandse universiteiten en in deze galerij willen we graag voor Vlaanderen de Leuvense hoogleraar A. Kriekemans toevoegen.  Zie: A. Kriekemans, Algemene pedagogiek. Nauwelaerts, Leuven, 1965 (4de herziene uitgave), 495 p.

Zowel de biografie over M.J. Langeveld door Jaap Bos, het lovenswaardige initiatief van het ADNG (Archief en Documentatiecentrum Nederlandse Gedragswetenschappen) om een vijfdelige reeks over Pioniers van de Nederlandse gedragswetenschappen te publiceren en mijn kennisname met het werk van M.J. Langeveld tijdens mijn universitaire studies in Leuven liggen aan de oorsprong van voorliggende tekst. Als derde deel uit de vijfdelige reeks van het ADNG verscheen ‘Vier grondleggers van de pedagogiek’. Het betreft Ph. A. Kohnstamm, M.J. Langeveld, H.W.F. Stellwag en S. Strasser die zich vooral bezighielden met de grondslagen van hun vak en tevens verantwoordelijk waren voor de pedagogiek in ‘volle omvang’. Bij hun benoeming aan hun universiteit waren ze de enige hoogleraar en hadden ze hoogstens een enkele medewerker. Deze naoorlogse hoogleraren aan het begin van de jaren zestig maakten de overgang mee van een marginale positie binnen de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte naar zelfstandige faculteiten voor gedragswetenschappen.

Website van het ADNG:  https://www.adng.nl/nl/

In dit blogbericht brengen we informatie samen over M.J. Langeveld en oriënteren we de lezer in de geraadpleegde bronnen om zijn visie op pedagogiek te leren kennen en vooral om de essenties aan te geven die de tand des tijds hebben doorstaan en inspirerend blijven.  Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd tot de emancipatie van het kind in de samenleving door de opvoedingsrelatie en de rol van de ouders in de dagelijkse omgang met het kind te benadrukken.

Biografische ‘highlights’

Martinus Jan Langeveld (Haarlem, 30 oktober 1905 – Bussum, 15 december 1989) wordt gezien als de belangrijkste Nederlandse pedagoog van de tweede helft van de twintigste eeuw. Hij had gestudeerd bij H.J. Pos en bij Philip Kohnstamm en in Duitsland bij Theodor Litt en Wilhelm Stern. Van 1946 tot 1971 was hij hoogleraar pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij legde er na de tweede wereldoorlog de basis voor de universitaire studierichting pedagogiek. Tijdens de oorlogsjaren voltooide hij zijn Beknopte theoretische pedagogiek dat door generaties pedagogiekstudenten, maar ook door kweekschoolleerlingen (normaalscholen in Vlaanderen) is bestudeerd en tot in de jaren tachtig op de universitaire boekenlijsten is blijven staan.

Ofschoon Langeveld, evenals zijn leermeester Kohnstamm, aanvankelijk geheel op de Duitse pedagogiek en psychologie georiënteerd was, kwam hij in de jaren zestig ook met Engelse en Amerikaanse ontwikkelingspsychologen en pedagogen in contact.

Met Philip Kohnstamm en de fenomenologen deelde hij een sceptische houding tegenover onderzoek gebaseerd op kwantificering van kwalitatieve gegevens, met name ook tegenover de Methodologie van de Amsterdamse hoogleraar A.D. de Groot. Tegelijk stond hij ook sceptisch tegenover sommige andere fenomenologen, zoals Stephan Strasser uit Nijmegen.

De jaren zestig stonden vooral in het teken van uitbouw en consolidatie. Langevelds internationale invloed groeide, maar in Nederland kwam de ‘Utrechtse school’ onder druk te staan door de opkomst van het empirisch-analytische onderzoek in de menswetenschappen. In 1972 ging Langeveld met emeritaat, maar hij bleef werken en publiceren tot in de jaren tachtig en ontving voor zijn diensten eredoctoraten van de universiteiten van Zürich en Pretoria. Al in 1966 werd Langeveld onderscheiden met de koninklijke ridderorde. Aan de Universiteit Utrecht is sinds 2001 een gebouw ter ere van hem naar hem vernoemd.

Een uitvoerige en gedetailleerde biografie over Langeveld werd geschreven door Jaap Bos. Jammer dat zo weinig diepgaand wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de visie van Langeveld, de inhoud van zijn colleges en zijn publicaties. De verhalen over de ‘kleinmenselijke kantjes’ worden teveel aandacht gegeven en doen ten dele afbreuk aan het wetenschappelijke pionierswerk van Langeveld.

Volgens Bas Levering ‘is de visie van auteur Jaap Bos op Langevelds werk te veel getekend door de actuele stand van de pedagogiek aan de universiteiten, waarin de pedagogiek vooral tot toegepaste psychologie wordt gedegradeerd. Dat is een opvatting waartegen Langeveld nu juist een leven lang gestreden heeft’. Bos heeft de biografie opgehangen aan de nadagen van Langeveld en heeft nog een groter negatief effect gehad op de manier waarop hij Langeveld als persoon beschrijft dan op de weging van de waarde van zijn wetenschappelijke en klinische werk.

Volgens Wilna Meijer komt ‘in deze biografie het leven en de loopbaan van Langeveld goed uit de verf. Maar ‘werk’ is meer dan ‘loopbaan’. Het werk dat Langeveld naliet is door de biograaf niet goed begrepen en niet goed weergegeven. Het werd vooral opzij geschoven en gepasseerd, en dat zelfs met dédain. Langeveld heeft niet de biografie gekregen die hij verdiende’.

Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Martinus_J._Langeveld

B. Levering, Martinus Jan Langeveld (1905-1989) Modern Nederlands pedagoog van internationale allure. In:  T. Kroon en B. Levering (red.), Grote pedagogen in klein bestek. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2016 (4de druk), p. 212-217.

B. Levering, Praktische wetenschap als levenslange ambitie. Martinus Jan Langeveld (1905-1989). In: V. Busata, M. van Essen en W. Koops (red.), Vier grondleggers van de pedagogiek. Amsterdam, Prometheus – Bert Bakker, 2015, 97-167.

S. Strasser, Fenomenologie en empirische menskunde. Bijdrage tot een nieuw ideaal van wetenschappelijkheid. Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1965 (2de druk), 340 p.

W. Pols, Wat is dat eigenlijk: pedagogiek ? Zie: Blogcollectief Onderzoek Onderwijs. https://onderzoekonderwijs.net/?s=langeveld

J. Bos, M.J. Langeveld. Pedagoog aan de hand van het kind. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2011, 486 p.

B. Levering (2012) Martinus Jan Langeveld: Modern Educationalist of Everyday Upbringing. In: Standish P., Saito N. (eds) Education and the Kyoto School of Philosophy. Contemporary Philosophies and Theories in Education, vol 1. Springer, Dordrecht. https://doi.org/10.1007/978-94-007-4047-1_10

Wilna Meijer, Boekbespreking: Jaap Bos, M.J. Langeveld. Pedagoog aan de hand van het kind. Pedagogiek, Volume 33, Number 1, 1 January 2013, pp. 62-66(5) https://nivoz.nl/nl/boekbespreking-m-j-langeveld-pedagoog-aan-de-hand-van-het-kind

https://www.youtube.com/watch?v=qCHj3XSraR8  Op 26 okt. 2011 verschijnt de biografie van de Utrechtse pedagoog Langeveld. In deze korte film geven Bas Levering en Micha de Winter commentaar. Ook de auteur Jaap Bos komt aan het woord.

https://www.youtube.com/watch?v=VYWsSqXcxDQ  Pedagoog Martinus Langeveld vertelt over zijn jeugd en studententijd in Amsterdam en over zijn leermeesters Ph. Kohnstamm en H.J. Pos.

Zelfbepaling

Langeveld schreef over de kenmerken van opvoeding in een ‘pedagogisch gepreformeerd veld’. Opvoeding speelde zich af in een beschermde omgeving binnen gezagsverhoudingen en van opvoeders mocht moreel gezag verwacht worden. Toch moest hij niets hebben van ‘beginselpedagogiek’. Zijn pedagogiek droeg niet het stempel van een bepaalde levensbeschouwing, maar bood ruimte aan verschillende denominaties. De reden waarom zijn benadering in de naoorlogse periode bekend stond als ‘Doorbraakpedagogiek’. Bijna gemeengoed was zijn omschrijving van de volwassenheid als zelfverantwoordelijke zelfbepaling. In het spoor van de Verlichting beklemtoonde hij de zelfstandigheid van volwassenen in een open wereld. Concreet werd dat eertijds wel omschreven als de zelfstandige levens-, partner- en beroepskeuze aan het eind van het opvoedingsproces. Keuzes die voor het verdere leven bepalend zijn. Een ‘tijdgebonden opvatting’, want dergelijke keuzes worden nu meestal niet meer ‘voor het leven‘ gemaakt. De abstracte formulering van ‘zelfbepaling’ bij Langeveld is in het pedagogische denken wel blijven bestaan, zij het met een wat gewijzigde betekenis. Siebren Miedema en Cok Bakker (hoogleraren godsdienstpedagogiek) brengen de ‘zelfbepaling’ voor onze tijd in verband met ‘een goed leven’. Daarbij ligt de nadruk op autonomie verbonden met solidariteit voor anderen, op authenticiteit en op zelfstandige, kritisch-constructieve oordeelsvorming. “Ook in deze postmoderne tijd”, zo concluderen zij, “staat in de opvoeding nog steeds het door de Utrechtse pedagoog Langeveld gemunte concept van ‘zelfverantwoordelijke zelfbepaling’ centraal.” (in Narthex, 2009, nr.5)

Zie: Thoomes, D.T. (2011) Opnieuw aandacht voor de Doorbraakpedagogiek van M.J. Langeveld.  In de Waagschaal, tijdschrift voor theologie, cultuur en politiek, volume 40, issue 16, pp. 24 – 27  https://www.academia.edu/44359164/Opnieuw_aandacht_voor_de_Doorbraakpedagogiek

Opvoedingsrelatie

De term opvoeden wordt gereserveerd voor een bewuste doelgericht invloed van volwassenen op kinderen. De kern van de verhouding tussen opvoeder en opvoedeling wordt uitgemaakt door de gezagsrelatie. Dit opvoedingsgezag is gedefinieerd als ethische verantwoordelijkheid. De gezagsrelatie ligt ingebed in een vertrouwenrelatie. Volgens Langeveld moet opvoedingsgezag acceptabel zijn en dient het gezag op een of andere wijze te worden geaccepteerd.

‘Het gevaar bestaat, dat gezagsopvolging niet wordt tot wat ze zijn moet of ontaardt in loutere passiviteit of slaafse nabootsing: de schijn van het opvoedingsproces. Het kind moet opgevoed worden niet slechts met een recht maar met een toenemende plicht tot zelfstandige vervulling van zijn levenstaak. Dit betekent dus, dat de identificatie van het kind in de gezagsverhouding steeds meer ont-per-soonlijkt, terwijl het steeds op de normen gericht moet worden. Terwijl het kind aanvankelijk de opvoeder in zekere zin is, wanneer het zijn gezag volgt, wordt het geleidelijk aan meer en meer zichzelf en gaat de gezagsaanvaarding over in een erkenning van de door de opvoeder in zijn gezag verwerkelijkte normen en waarden.’ Langeveld ging er dus van uit dat ouders in het opvoeden geen waarden overdragen, maar dat kinderen zich waarden eigen maken.

Uit: M.J. Langeveld (1968), Beknopte theoretische pedagogiek. Groningen, Wolters-Noordhoff, 12de druk, p. 48-49.

Opvoeden in de tussenruimte van de school

In zijn ‘Scholen maken mensen’ noemt Langeveld de school een amfibie tussen de generaties. Volgens hem is de school een ‘tussen’ de school en is niet alleen een schakel tussen de generaties, maar ook tussen het gezin en de maatschappij. “Het kind heeft een school nodig om te leren wat het thuis maar bij uitzondering leren kan”, schrijft Langeveld. In de school wordt het kind in een bepaalde cultuur ingeleid, in een bepaalde gemeenschap. Het gezin kan dat niet. Daartoe beschikt het noch over de middelen, de deskundigheid of de tijd. Maar belangrijker nog: het gezin is daarvoor te specifiek, te marginaal ook. De school leidt kinderen een wereld binnen die met anderen, niet alleen gezinsgenoten, maar ook buitenstaanders, wordt gedeeld; ze bereidt hen voor op een leven in de maatschappij, een leven buiten het gezin. Langeveld benadrukt dat de school “noch aan de ouders noch aan de staat volledig dienstbaar” is. Van beide zal zij krediet moeten krijgen om haar werk goed te kunnen doen. Langeveld breekt een lans voor de relatief autonome school. Kinderen de wereld inleiden kan alleen als de school speelruimte krijgt. Krijgt de school die niet dan wordt haar werk moeilijk, zo niet onmogelijk. De school heeft volgens Langeveld een verantwoordelijkheid om af te wijzen wat niet bij het kind past en het kind in bescherming te nemen. Ook dient de school af en toe ‘nee’ te zeggen tegen de geest van de maatschappij.

Zie: M.J. Langeveld (1956), Scholen maken mensen. De bijdrage van de school aan de vorming van het kind. Purmurend, Muusses.

Marloes Kloosterman-Hoencamp (2020), De levensweg, een witte plek en de amfibie. Enkele aantekeningen over school en leraar uit de pedagogiek van Langeveld. DRS Magazine, p.42-44.

Het wijsgerig grondprobleem van de pedagogiek: de mens als ‘animal’ educandum

Kernachtig stelt Langeveld: ‘Zonder menselijke opvoeding wordt het mensenjong geen mens. Dat de mens een wezen is dat opvoedt, opgevoed wordt en op opvoeding is aangewezen, is zelf een van de fundamenteelste kenmerken van het mensbeeld.’ ( M.J. Langeveld, zie supra, p. 158) De aanvaardbaarheid van gezag is verbonden met de opvatting van de mens als animal educandum, als opvoedbaar en als op opvoeding aangewezen. De aanvaarding van het gezag door de opvoedeling is verbonden met de kwalificatie van het kind als wezen dat zelf iemand wil zijn, het zogenaamde emancipatiebeginsel. ( B. Levering, zie supra, p.107)

Pedagogiek als ‘praktische wetenschap’

Van meet af aan is de pedagogiek door Langeveld gekwalificeerd als een ‘praktische wetenschap’, welke haar object niet slechts wil kennen om te weten hoe de ‘dingen’ zijn, ze wil -wat ze bestudeert- leren kennen om te weten hoe op kortere en langere termijn gehandeld moet worden.

Langeveld heeft in zijn werk als pedagoog ‘wetenschap’ en ‘praktisch handelen’ altijd sterk op elkaar betrokken. In de wetenschap benadrukte hij de stroming van de fenomenologie, in de praktijk het proberen te begrijpen van kind, zoals dat in het leven staat. Fenomenologie is de zuiver beschrijvende, niet empirische wetenschap van de fenomenen. Het begrip fenomeen betekent verschijnsel, het gegevene. Het verschijnsel opvoeding wordt door Langeveld dan ook opgevat als een door opvoeder en kind betekenisvolle, multi-interpretabele, actieve situatie. Langeveld kwam tot zijn theoretische gedachtegoed door zijn grondige studie in binnen- en buitenland op het gebied van taal, filosofie, (ontwikkelings)psychologie en vooral pedagogiek.

Vanuit de praktijk als leraar en diagnosticus ontwikkelt hij het inzicht dat de volwassene moet proberen de gedachten en het gedrag van kinderen diepgaand te verstaan, in de fenomenologie ‘Verstehen’ genoemd. Volgens Langeveld  wordt het kind in theorie en praktijk van opvoeding en onderwijs teveel ‘geobjectiveerd’ door de volwassene. Er wordt veel te weinig geprobeerd te begrijpen hoe het kind in het leven staat, welke interpretaties het geeft aan wat het waarneemt. Welke motieven drijft het kind? Welke gevoelens ontleent het situaties? De ondertitel van zijn biografie is daarom ook treffend geformuleerd: pedagoog aan de hand van het kind, en niet het kind: aan de hand van de pedagoog. Vertrouwen van de opvoeder in het kind en vertrouwen van de kind in zijn opvoeder is een voorwaarde. Daarop gebaseerd ontstaat een emancipatoir, op elkaar betrokken pro-actief ontwikkelingsproces.

Zie: Wim van Werkhoven (2018), Martinus Jan Langeveld, een pedagoog in de volle omvang: ‘Opvoeden is een emancipatoir, op elkaar betrokken, pro-actief ontwikkelingsproces’

https://nivoz.nl/nl/martinus-jan-langeveld-een-pedagoog-in-de-volle-omvang-opvoeden-is-een-emancipatoir-op-elkaar-betrokken-pro-actief-ontwikkelingsproces

Theoretische pedagogiek:  zowel begin als einde van de pedagogiek

Een ‘praktische’ wetenschap veronderstelt de wijsbegeerte, zij vervangt ze niet. Zij is ook geen deductief speculatief systeem, dat men maar zou hebben af te leiden uit zekere als een soort axiomata opgevatte wijsgerige grondstellingen. Wijsgerige overdenking en op onderzoek steunende doordenking van de empirische, pedagogische problematiek ontmoeten elkaar in de theoretische pedagogiek, die fenomenologisch te werk gaat. Theoretische pedagogiek is een aangelegenheid der pedagogiek zelf, die niet bestaan kan buiten de empirie, en als vorm daarvan: de experimentele methode. De leuzen ‘De pedagogiek zal wijsgerig zijn of zij zal niet zijn’ en ‘De pedagogiek zal empirisch zijn of zij zal niet zijn’ zijn even waar voor de theoretische pedagogiek en ze worden er verenigd, voor zover de grondverhoudingen en de meest kenmerkende verschijnselen van zijn objectsgebied hem als gastheer zullen dwingen nu eens een wijsgerige, dan weer een empirische consequentie aan te wijzen. Daarom is de theoretische pedagogiek zowel begin als einde der pedagogiek: enerzijds veronderstelt zij wijsbegeerte en empirie als bekend – en zo is zij einde, afsluiting- anderzijds wijst zij de toegangswegen, de uitgangspunten der problematiek en de samenhangende behandeling dier problemen in grondtrekken aan – en zo is zij begin, voorbereiding, inleiding.

Samenvatting/compilatie uit  M.J. Langeveld, zie supra, p. 153-154.

Terugblik op Langeveld

Na de tweede wereldoorlog was Nederland sociaal en politiek een sterk verzuild land. Langeveld ontwikkelde een pedagogiek die acceptabel was voor zowel de christelijke als de humanistische/ vrijzinnige zuilen in de Nederlandse bevolking. Zo kon hij bruggen slaan tussen verschillende gezindten. Langeveld had zich in religieus opzicht duidelijk opgesteld om als ‘gelovig’ door het leven te gaan en tegelijk had hij voldoende afstand bewaard om als min of meer seculier te kunnen worden beschouwd. Zijn pedagogiek was normatief maar niet orthodox in de leer waarbij de aandacht exclusief uitging naar subjectieve betekenisgeving en unieke ontwikkeling binnen een singuliere culturele en historische context.

Hij was één van de belangrijkste grondleggers om pedagogiek, en dit voor de verschillende deelgebieden, op universitair niveau uit te bouwen in zowel onderzoek als onderwijs. Zelf concentreerde hij zich voornamelijk op theoretische en klinische pedagogiek. In Duitsland trok zijn theoretische pedagogiek de aandacht en wordt hij ook gezien als de belangrijkste pedagoog van zijn tijd. De ‘Utrechtse school’ van Langeveld is een afgesloten historisch fenomeen maar een aantal kerngedachten is niet verdwenen, ook al duiken ze op in een ander jargon en in verschillende wetenschappelijke disciplines. Langeveld wordt nog steeds gelezen en geciteerd, in het Engels, Duits, Spaans, Japans en zelfs Chinees.

Ter afronding sluit ik me aan bij de gevatte conclusie van Daan Thoomes : “Wetenschappelijke stromingen ontstaan, maken een bloeiperiode door, verdringen elkaar of versmelten onderling en verdwijnen ook dikwijls weer. Met deze dynamiek had de fenomenologische pedagogiek van Langeveld ook te maken. Maar de conclusie van Jaap Bos dat zijn werk is weergekeerd tot stof (“… terug naar het niets waaruit hij was voortgekomen en waarin hij zou verdwijnen …”) lijkt wel erg boud. Daarvoor is zijn bijdrage te veel verankerd in de geschiedenis van het pedagogische denken. Sommige van zijn werken behoren nu al min of meer tot de klassieke literatuur op zijn gebied. En het valt voor niemand goed in te schatten hoe zich dat in de toekomst verder zal gaan ontwikkelen. Over Langeveld is voorlopig nog niet het laatste woord gesproken.”

Zie: Thoomes, D. (2011), Opnieuw aandacht voor de Doorbraakpedagogiek van M.J. Langeveld. In de Waagschaal, tijdschrift voor theologie, cultuur en politiek, nieuwe jaargang 40, nr. 16, p. 24-27.

van Hilvoorde, I. (2012). M.J. Langeveld: veelzijdig wetenschapper en laatste pedagoog ‘in volle omvang’. In: Tijdschrift voor Biografie 1(1), p.71-74.

 

Aanvullende bronnen

Beugelsdijk, F., Miedema, S. (red.) (1984), Pedagogiek in meervoud. Wegen in het denken over opvoeding en onderwijs. Van Loghum Slaterus, Leiden, 239 p.

Barten, C. (2021), De mondige leerling: een weg naar de mondige volwassene.  https://centrumpedagogischcontact.nl/artikelen/de-mondige-leerling/

Haenen, J. & Hermans, J. & Westhoff, G.J. & Wubbels, T. (1984). Onderwijswetenschap & onderwijspraktijk : Een LAT-relatie?. Journal of Human Development and Capabilities. Gesprek met prof. dr. M.J. Langeveld. ‘Ik moet van dit kind meer weten dan wat er uit een of ander flauwekul-testje komt’ (bijdrage 6, p. 84-97)  https://www.researchgate.net/publication/254885438_Onderwijswetenschap_onderwijspraktijk_een_LAT-relatie

Lauwers, H. (2008), Fenomenologisch onderzoek in de pedagogische wetenschappen. Onderzoekscentrum Kind & Samenleving. https://nivoz.nl/wp-content/uploads/2012/04/fenomenologie.pdf

Levering, B. (1991), De betekenis van M.J. Langeveld voor de naoorlogse Nederlandse pedagogiek (met accent op de periode 1945-1960). Pedagogisch Tijdschrift, jg 16 nr 3, p. 147-160.

Levering, B.(2004), Het eeuwige feit-norm probleem in de pedagogiek. Uitgeverij SWP, Amsterdam.  https://www.researchgate.net/publication/46659986_Het_eeuwige_feit-norm_probleem_in_de_pedagogiek

Levering, B. (2012). Martinus Jan Langeveld: Modern educationalist of everyday upbringing. In P. Standish & N. Saito (Eds.), Education and the Kyoto school of philosophy (pp. 133–146). Dordrecht: Springer.

Luijk, M. & Ringoot, A. & Kok, R. & Lucassen, N. & Prinzie, P. & Tieman, W. & van der Horst, F. (2019). Opgroeien in de complexe werkelijkheid. De unieke bijdrage van de pedagogiek in Nederland. 39. 79-93. 10.5117/PED2019.1.005.LUIJ. https://www.researchgate.net/publication/333171300_Opgroeien_in_de_complexe_werkelijkheid_De_unieke_bijdrage_van_de_pedagogiek_in_Nederland

Praamsma, J.M. (1997), Burgers van een nieuwe wereld. Utrecht.

https://www.academia.edu/982577/Burgers_van_een_nieuwe_wereld_over_algemene_vorming_in_een_gebroken_wereld_publieksversie_dissertatie_

Ramaekers S. (2016), Langeveld, Martinus J. (1905–1989). In: Peters M. (eds) Encyclopedia of Educational Philosophy and Theory. Springer, Singapore. https://doi.org/10.1007/978-981-287-532-7_203-1

Timmermans, P. (2020) Algemene pedagogiek voor leraren in opleiding. Syllabus voor Luca (Hogeschool muziek en drama) , Leuven.  https://www.academia.edu/42456040/ALGEMENE_PEDAGOGIEK_VOOR_LERAREN_IN_OPLEIDING

van Hilvoorde, I. (2002), Grenswachters van de pedagogiek. Demarcatie en disciplinevorming in de ontwikkeling van de Nederlandse academische pedagogiek (1900-1970). Baarn, HB Uitgevers, 256 p.  https://adoc.pub/grenswachters-van-de-pedagogiek.html

van Hulst, J.W., (1990), Martinus J. Langeveld (1905-1989), Pedagogische Studiën (vol 67), p.158-162.

van Rees, P.D. (2020), 100 jaar Pedagogische Studiën: een eeuw onderwijswetenschap in dienst van onderwijsvernieuwing. Pedagogische Studiën (vol 97), p. 337-359.