In meerdere blogberichten hebben we vorig jaar gewezen op de polarisatie in de onderwijskunde die wordt aangewakkerd door aanhangers van directe instructie. Er ontstaat een hype waarbij directe instructie de status krijgt van evidence based/informed practice en andere onderwijsmethoden worden afgedaan als “experimenten” die de onderwijskwaliteit in het gedrang brengen. Eén van de discussies betreft de veronderstelde ‘superioriteit’ van directe instructie ten opzichte van ‘inquiry based learning’. Wilfred Rubens trok onze aandacht in zijn recent blogbericht op een uitstekend review artikel Let’s talk evidence – The case for combining inquiry-based and direct instruction . Deze studie concludeert onder meer dat elke benadering eigen specifieke voordelen en nadelen heeft en dat de effectiviteit van elke benadering afhangt van beïnvloedende factoren.
zie: Wilfred Rubens (2024), Directe instructie vs onderzoekend leren? Directe instructie en onderzoekend leren. https://www.te-learning.nl/blog/directe-instructie-vs-onderzoekend-leren-directe-instructie-en-onderzoekend-leren/
Ton de Jong, Ard W. Lazonder, Clark A. Chinn, Frank Fischer, Janice Gobert, Cindy E. Hmelo-Silver, Ken R. Koedinger, Joseph S. Krajcik, Eleni A. Kyza, Marcia C. Linn, Margus Pedaste, Katharina Scheiter, Zacharias C. Zacharia, Let’s talk evidence – The case for combining inquiry-based and direct instruction, Educational Research Review, Volume 39, 2023, 100536, https://doi.org/10.1016/j.edurev.2023.100536
Volgens Rubens is de aanleiding voor deze publicatie een artikel van Zhang, Kirschner, Cobern en Sweller uit 2022 waarin directe instructie over het algemeen als superieur aan onderzoekend leren wordt getypeerd. Beleidsmakers zouden dit feit volgens Zhang e.a. negeren. De auteurs van ‘Let’s talk evidence’ reageren op deze bewering en de vooronderstellingen waarop ze is gebaseerd. Zij concluderen onder meer dat een meer volledige en correcte interpretatie van de literatuur aantoont dat onderzoekend leren betere resultaten oplevert voor het verwerven van conceptuele kennis dan directe instructie.
Zie: Zhang, L., Kirschner, P.A., Cobern, W.W., Sweller, J., There is an Evidence Crisis in Science Educational Policy. Educ Psychol Rev 34, 1157–1176 (2022). https://doi.org/10.1007/s10648-021-09646-1
De effectiviteit van elke aanpak hangt af van beïnvloedende factoren zoals het leerdoel, het betreffende domein, de voorkennis van lerenden en andere kenmerken van lerenden. Bovendien zou onderzoekend leren, volgens Ton de Jong e.a., het meest effectief zijn als het wordt aangevuld met begeleiding die kan worden gepersonaliseerd op basis van deze beïnvloedende factoren. Die begeleiding kan ook directe instructie impliceren. Een combinatie van onderzoek en directe instructie is volgens de onderzoekers vaak de beste aanpak om het leren van lerenden te ondersteunen.
In het review artikel ‘Let’s talk evidence’ bespreken de auteurs evidentie uit de literatuur dat betrekking heeft op de relatieve effectiviteit van onderzoekend en direct onderwijs op de drie onderzoeksgebieden die Zhang et al. hebben aangetoond: gecontroleerde studies, correlatiewerk en programmagebaseerde studies. Hoewel de definities van beide instructiebenaderingen per onderzoek kunnen variëren, zijn hun kernkenmerken consistent.
Uit de talrijke meta-analyse artikels en reviews over gecontroleerde studies is duidelijk dat een sleutelvraag bij het interpreteren van de impact van onderzoekend onderwijs de rol is van begeleiding. Het idee dat ‘pure ontdekking’ een vruchtbare aanpak zou kunnen zijn, wordt in de literatuur niet ondersteund. Gunstige resultaten van begeleid onderzoek kunnen in sommige gevallen (gedeeltelijk) te danken zijn aan begeleiding die directe instructie omvat. Er is ook aangetoond dat andere vormen van begeleiding, zoals de socratische dialoog en online scaffolds de leerlingen ten goede komen.
De resultaten van correlatiestudies onderbouwen de conclusies uit gecontroleerde onderzoeken: succesvolle instructiebenaderingen kunnen onderzoek door lerenden omvatten, zolang er adequate begeleiding, mogelijk inclusief directe instructie, wordt gegeven voor bepaalde aspecten van het onderzoeksproces.
Wat programma-gebaseerde onderzoeken genoemd kunnen worden, laat zien dat deze onderzoeken op een relatief gecontroleerde manier kunnen worden uitgevoerd. Het bewijsmateriaal uit deze onderzoeken toont zeker niet de algehele superioriteit van de directe instructiebenadering aan.
Het besproken onderzoek concentreerde zich op de vraag of begeleid onderzoek of directe instructie effectiever is als het de kern van de instructieaanpak vormt. Volgens Ton de Jong e.a. moet het debat echter verder gaan dan dit contrast, omdat de voordelen van beide benaderingen zeer contextafhankelijk kunnen zijn. Ook al staat de literatuur vol met uitspraken dat de ene instructiebenadering beter te gebruiken is dan de andere, stellen zij dat deze generalisaties moeten worden getemperd, zowel voor directe instructie als voor onderzoekende instructie, vanwege de vele modererende factoren die de mate van effectiviteit kunnen bepalen. Het is daarom tijd om het debat naar een hoger niveau te tillen en te onderzoeken wie meer baat heeft bij welke aanpak en voor welke inhoud, en om de resultaten van deze analyse te gebruiken om manieren voor te stellen om onderzoekend en direct onderwijs succesvol te combineren in een les of een lessencyclus.
Enkele conclusies uit het review artikel
Er is een duidelijke evidentie dat begeleiding (in eerste instantie) nodig is om onderzoekend leren succesvol te maken. Deze begeleiding is het meest effectief als deze gepersonaliseerd en adaptief is. Begeleiding kan persoonlijk worden gegeven door leraren in de klas, maar dit brengt uitdagingen met zich mee, omdat leraren vaak geen tijd hebben om een real-time diagnose uit te voeren van de individuele leerprocessen van elke lerende en om adaptieve feedback te geven. Technologische ondersteuning kan deze praktische problemen verhelpen. Een volgende stap is het gebruik van kunstmatige intelligentie (AI)-technieken om meer adaptieve en gepersonaliseerde begeleiding te voorzien.
Door AI-technieken te gebruiken is het mogelijk om opties te nemen zoals wanneer lerenden specifieke domeinkennis nodig hebben of wanneer onderzoeksprocessen just-in-time moeten ondersteund worden op een geautomatiseerde wijze of via de leraar.
Samenvattend laat de wetenschappelijke literatuur op overtuigende wijze de voordelen zien van onderzoekend onderwijs boven directe instructie voor het verwerven van conceptuele vaardigheden.
Onderzoekend onderwijs kan echter een aantal aanvullende leerresultaten opleveren die de moeite waard zijn voor studenten, zoals kennis van de aard van wetenschap en vaardigheid in de kennisleer. Onderzoekend leren wordt ook in verband gebracht met een grotere interesse in en plezier in wetenschap. Betrokken zijn bij onderzoekend leren kan ook een betere voorbereiding zijn op de toekomstig leren dan het volgen van directe instructie. Ten slotte is onderzoekend leren heel natuurlijk gesitueerd in een samenwerkingsverband waardoor studenten waardevolle samenwerkingsvaardigheden kunnen ontwikkelen.
Slotconclusie: “Our analysis shows that policy reports that emphasized the value of inquiry learning are well founded, contrary to the arguments of Zhang et al. (2022). Indeed, the balance of the research demonstrates that using inquiry-based instruction (including guidance) as the core approach is either more beneficial than or equivalent to learning centered on direct instruction. The policy reports and the policy makers who followed these reports got it right when they adopted standards encouraging inquiry-based instruction.”