Van Normaalschool naar Hogeschool

Een Odyssee langs de Brusselse Zenne

 In het woelige vaarwater van de Brusselse Katholieke Lerarenopleidingen

Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.

Uit: Songtekst – De Steen |Bram Vermeulen

 

1. Inleiding en decretale context voor de (r-)evolutie in de lerarenopleidingen

In deze korte historiek van de Brusselse lerarenopleidingen kunnen we verschillende tijdperken onderscheiden die gekenmerkt zijn door vernieuwing van de opleidingen en door rationalisatie.  Na het Schoolpact (1958) en de eerste democratiseringsgolf in het onderwijs tijdens de ‘golden sixties’ werden de lerarenopleidingen, de toenmalige normaalscholen, uit de structuur van het secundair onderwijs gehaald en kwam in de zeventigerjaren het Pedagogisch Hoger Onderwijs tot stand. Het was een tweejarige opleiding tot kleuterleidster, onderwijzer of regent. Ook al was het PHO gerealiseerd, de vroegere benaming van normaalschool bleef verder in gebruik om de drie opleidingen te benoemen als kleuternormaalschool (KNS), lagere normaalschool (LNS) en middelbare normaalschool (MNS).

In de tachtiger jaren was de expansie van het PHO gestopt, er moest bespaard worden. Inderhaast werd in 1984 de driejarige lerarenopleiding doorgedrukt. Er volgde daarna een rationalisatie in 1986 door het opleggen van minimumnormen per instelling en per opleiding. Deze spelregels dreven de Brusselse instellingen tot fusies.

In de negentiger jaren werd door het decreet op de hogescholen (1995) een volgende stap gezet in de herschikking van het katholiek hoger onderwijs in Brussel en i.h.b. voor de lerarenopleidingen die gegroepeerd werden op één campus.

Het decreet van 16 april 1996 zorgde ervoor dat alle lerarenopleidingen werden opgenomen in één decreet. De initiële lerarenopleidingen van één cyclus (leraar kleuter-, lager en lager secundair onderwijs) beslaan drie academiejaren en hebben een curriculuminhoud van 180 studiepunten. Zij behoren tot het studiegebied onderwijs. Vanaf de start van de basisopleiding is er een sterke identificatie met het beroep door het grote aandeel van de praktijkcomponent. De drie opleidingen kennen een gemeenschappelijke stam van opleidingsonderdelen. Daarnaast richten andere opleidingsonderdelen zich specifiek op het kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs.

Zie: M. D’Hoker, J. Lowyck (2005), De lerarenopleidingen in Vlaanderen: rivieren werden één stroomgebied. VELON Tijdschrift voor lerarenopleiders, jg 26(4), 5-15.

A. Verkens (1997), De K.H.B. profileert een nieuwe lerarenopleiding. Nieuwland, Katholieke Hogeschool Brussel, 1997 (3), 2-6. KHB ler SO0001

A. Verkens, L. De Decker (1999), De vernieuwde lerarenopleiding aan de hogeschool: een dubbelbeeld. IVO 75 Informatie Vernieuwing Onderwijs, 20e jg, 39-45. IVO tijdschrift0001

P. Van Petegem (2002), De lerarenopleiding geëvalueerd. Impuls, 32 (3), 116-125.

A. Verkens (2006), De geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs. (Te) Langverwachte decreetwijziging. Impuls, 37 (1), 4-9.Impuls 20060001

K. Struyven (2012), Evaluatie van de lerarenopleiding vanuit het perspectief van de studenten en afgestudeerden (EVALO). https://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsonderzoek/?nr=104

M. Valcke (2012), Evaluatie van de lerarenopleiding vanuit het perspectief van de opleidingen en de onderwijsinstellingen in het leerplichtonderwijs (EVALO). https://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsonderzoek/?nr=105

Het Besluit van de Vlaamse regering (1998) betreffende de beroepsprofielen en basiscompetenties van de leraren is van grote invloed op de lerarenopleiding. De Vlaamse regering heeft daarbij tien gemeenschappelijke basiscompetenties geformuleerd die richtinggevend zijn voor alle toekomstige leraren. Voor iedere soort lerarenopleiding zijn deze nog nader gespecificeerd. Die basiscompetenties beschrijven de leraar als:

1   begeleider van leer- en ontwikkelprocessen

2   opvoeder

3   inhoudelijk expert

4   organisator

5   innovator/onderzoeker

6   partner van ouders/verzorgers

7   lid van een schoolteam

8   partner van externen

9   lid van de onderwijsgemeenschap

10 cultuurparticipant

De oorspronkelijke versies zijn in de voorbije decennia aangepast in 2007 en in 2018 is één globale of generieke set competenties voor alle leraren opgesteld.

Het decreet van 4 mei 2018 brengt hervormingen in de lerarenopleidingen die het verhogen van de kwaliteit van de lerarenopleidingen beogen, met onder andere een versterking van de kennis van de te onderwijzen vakinhoud, de noodzakelijke didactische vaardigheden en het klasmanagement. Een belangrijke stap is de uitbouw van de graduaatsopleidingen binnen de hogescholen. De GPB-opleidingen die voorheen behoorden tot het volwassenenonderwijs worden nu opgenomen in de lerarenopleidingen van de hogescholen. Deze educatieve graduaatsopleidingen voor secundair onderwijs worden aangeboden door de hogescholen binnen het hoger beroepsonderwijs in het studiegebied Onderwijs. Sinds september 2019 zijn er zes soorten/types lerarenopleidingen in Vlaanderen. Elke lerarenopleiding heeft zijn eigen finaliteit en richt zich tot een specifieke groep van kandidaat-leraren:

  • Educatieve graduaatsopleiding voor secundair onderwijs
  • Educatieve bacheloropleiding voor kleuteronderwijs
  • Educatieve bacheloropleiding voor lager onderwijs
  • Educatieve bacheloropleiding voor secundair onderwijs
  • Educatieve masteropleiding voor secundair onderwijs
  • Educatieve masteropleiding voor kunstvakken

Zie: C. Ceulemans (2015), Beroepsprofiel van de leraar als black box. Over de werking van onderwijsstandaarden. Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 220 p.

K. Struyven, C. Ceulemans (2013), De zorg om de goede leerkracht: een kritische kijk op het competentiedenken. Tijdschrift voor lerarenopleiders, 34(2), 17-28.

Een opinietekst door André Verkens (01.05.2016) bij ‘Conceptnota aan de Vlaamse Regering. Betreft: Lerarenopleidingen versterken. Wervende en kwalitatieve lerarenopleidingen als basispijler voor hoogstaand onderwijs. Brussel, 2016.’  Er is een update uitgevoerd voor de website referenties op 26.02.2021    https://www.interactum.be/update-voor-de-basiscompetenties-en-het-beroepsprofiel-van-leraren-2016-the-missing-link/

Zie wetgevend kader (2018):

https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=15404

Decreet betreffende de uitbouw van de graduaatsopleidingen binnen de hogescholen en de versterking van de lerarenopleidingen binnen de hogescholen en universiteiten van 4 mei 2018.

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basiscompetenties van de leraar.

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het beroepsprofiel van de leraar.

Bij de aanvankelijke versie van het beroepsprofiel en de basiscompetenties werden brochures gevoegd met inhoudelijke verduidelijkingen (2008). Op deze wijze werd een vertaalslag van de ministeriële besluiten gemaakt naar de opleidingen en het werkveld.

Beroepsprofiel en basiscompetenties voor leraren kleuter- en lager onderwijs: https://publicaties.vlaanderen.be/download-file/4734

Beroepsprofiel en basiscompetenties voor leraren secundair onderwijs:

https://publicaties.vlaanderen.be/download-file/4732

A. Aelterman (1998), Het beroepsprofiel van de leraar: een instrument in de kwaliteitszorg van de overheid. Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, 3-4, 170-176.

A. Verkens (2001), Beroepsprofielen: bakens voor professionalisering. Kleutermagazien, 30 (3), 9-12. KLMAG_Beroepsprofiel0001

A. Verkens (2002), Beroepsprofielen: bakens voor lerarenopleiding en professionalisering. Nova et Vetera, 79 (6),421-431. Nova et vetera0001

A. Verkens (2004), Basiscompetenties: een verhaal van basis tot limiet. Hogelijn, 12 (3), 16-17. Hogelijn0001

Sinds het decreet van 1996 zijn er weinig ingrijpende structurele veranderingen geweest voor de lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs. Aanvankelijk werd een gemeenschappelijke stam van 45 studiepunten opgelegd voor de lerarenopleidingen aan de hogescholen. Dit besluit werd na de eerste bijsturing weggelaten en er kwam een verplichting om een praktijkcomponent van 45 studiepunten in de opleidingen te voorzien. Voor de lerarenopleiding secundair onderwijs aan de hogeschool is wispelturigheid troef geweest inzake structurele bijsturingen. Het betreft de lijst onderwijsvakken waarvoor lesbevoegdheid wordt behaald, het aantal onderwijsvakken en de combinatie van onderwijsvakken.  Elke onderwijsminister heeft de verdienste (?) om, zonder een breed draagvlak voor deze wijzigingen en vooral met gemis aan praktijkgericht onderzoek vooraf, deze ingrijpende wijzigingen te hebben opgelegd. Zowel de kandidaat-leraren, hun opleiders en het afnemend werkveld begrepen het waarom van deze ‘vernieuwingen’ niet.

Een grondige structurele wijziging gebeurde voor hogescholen en universiteiten met het Structuurdecreet van 4 april 2003 met de introductie van de bachelor-master structuur. Het structuurdecreet maakte komaf met de oude diploma’s van gegradueerde, kandidaat of licentiaat. In de plaats kwam de BAMA-structuur met nieuwe opleidingen en titels zoals ze overal in Europa reeds waren of zouden worden ingevoerd.

https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=13425

Het Structuurdecreet legde ook de basis voor de nieuwe richting die de kwaliteitszorg moest inslaan en de vorming van de associaties in Vlaanderen. Ze zijn bedoeld als regionale bundelingen van de centrale actoren in het hoger onderwijs en het resultaat is een scheefgetrokken constructie met kwantitatieve wanverhoudingen in de grootte van de associaties.

Zie voor meer historische context over het onderwijsbeleid in Vlaanderen: M. Valcke, R. Standaert (2018), Onderwijsbeleid in Vlaanderen. Acco, Leuven, 215 p.

Het bestaande systeem van interne kwaliteitszorg door de instellingen zelf, werd uitgebreid met een evaluatie door een onafhankelijk orgaan, op basis waarvan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) vervolgens overgaat tot de accreditatie. Deze accreditatie is nodig om opleidingen het label ‘hoger onderwijs’ te laten dragen en om de graden van bachelor en master te kunnen uitreiken. De accreditatie bevestigt dat wie een opleiding voltooid heeft, de voorgeschreven leerresultaten verworven heeft. Voor meer info: https://www.kwaliteitszorg.vluhr.be/files/Docs/Handleiding2015.pdf

https://www.kwaliteitszorg.vluhr.be/

Met het decreet van 30 april 2009 werd de Vlaamse kwalificatiestructuur ingevoerd.  Het kwalificatieraamwerk onderscheidt acht niveaus, die oplopen van niveau één naar niveau acht. Elk niveau in het raamwerk wordt beschreven aan de hand van een niveaudescriptor, d.i. een generieke omschrijving van de karakteristieken van de competenties die eigen zijn aan de kwalificaties op dat niveau en bestaat uit vijf descriptorelementen: kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid. Ze bepalen het niveau van de kwalificatie. De niveaudescriptoren worden gebruikt om zowel onderwijs- als beroepskwalificaties te beschrijven en in te schalen. De educatieve bachelor lerarenopleidingen zijn ingeschaald op niveau 6 en de educatieve graduaatsopleiding op niveau 5.

https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14111

2. De Brusselse instellingen voor Pedagogisch Hoger Onderwijs en hun ‘roots’

Eind van de zestigerjaren bestonden verschillende normaalscholen in de Brusselse regio. De katholieke instellingen hadden een duidelijke verankering in congregaties en hun afgestudeerden vonden hun tewerkstelling o.m. in de basis- en secundaire scholen van deze congregaties.  Elke normaalschool beschikte over één of meerdere oefenscholen die een belangrijke rol vervulden voor de praktijkopleiding van de studenten. De leraren in deze oefenscholen hadden statutair een selectieambt. Ten dele op de website van ODIS kan een korte historiek gevonden worden van deze normaalscholen.

  • Scheppersnormaalschool Sint-Victor in Alsemberg

 Voor de eerste wereldoorlog studeerden de broeders van Scheppers die onderwijzer wilden worden, aan de katholieke normaalschool van Mechelen. Sommigen behaalden hun diploma voor de centrale examencommissie in Gent. Tijdens een kapittel dat de broeders in 1917 hielden, groeide de idee om een eigen normaalschool op te richten: de latere Sint-Victor Normaalschool. Omdat er in Mechelen reeds een normaalschool bestond, werden de plannen om er één te stichten in Alsemberg door de overheid afgekeurd. Vandaar dat de broeders beslisten de normaalschool van Mechelen over te brengen naar Alsemberg. In de nieuwe aanvraag tot erkenning vermelde de overste van de broeders nog dat deze normaalschool enkel open zal staan voor broeders. Op 6 juni 1923 werd de normaalschool door het ministerie erkend. In 1932 werd door de normaalschool een nieuwe, monumentale art-déco vleugel in gebruik genomen.
In 1956 besliste minister Collard tot een hervorming van het programma en van de onderwijsmethoden van de lagere normaalscholen. Een en ander leidde ertoe dat het normaalonderwijs werd gelijkgeschakeld: alle leerlingen die de lagere humaniora met vrucht doorlopen hadden, werden toegelaten tot de normaalschool. Tijdens de hogere humaniora kon men de richting inslaan van de normaalschool. Bovenop de klassieke vakken werden dan een aantal specifieke vakken gedoceerd in het zesde jaar humaniora en daarop volgde nog een jaar specifiek gericht op de vorming tot onderwijzer.  De normaalschool werd in 1977, na zware onderhandelingen met het ministerie, ook opengesteld voor meisjes. Ten gevolge van verschillende rationaliseringen en besparingsronden uitgevoerd op het ministerie van onderwijs, sloot de Sint-Victor Normaalschool in 1984 aan bij de Sint-Ursulanormaalschool van Laken.

http://www.odis.be/lnk/OR_10869

Historiek in het boek “Geschiedenis van het Sint-Victorinstituut en de Scheppersnormaalschool te Alsemberg” door Marcel Debremaeker. Dit boek werd in 1985 gepubliceerd naar aanleiding van het honderdvijfentwintigjarige bestaan van Sint-Victor en werd uitgegeven door de oud-leerlingenbond.

  •  Sint-Ursula normaalschool in Laken

In 1844 werden twee zusters Ursulinen van Tildonk naar Laken gezonden om hulp te bieden in het schooltje voor meisjes uit het arbeidersmilieu en voor de armen van de stad Brussel.
In 1913 ging men van start met een normaalschool. In 1941 kwam er ook een Nederlandstalige normaalschool. In 1953 werd een Nederlandstalige moderne humaniora ingericht. Geleidelijk ontstond binnen het instituut een autonome Franstalige en een Nederlandstalige afdeling en in 1963 werd de school, in navolging van de taalwetgeving formeel gesplitst in het Institut de l’Immaculée Conception en in het Sint-Ursula Instituut.
De rationalisatiebeweging van de jaren 1980 in het pedagogisch onderwijs resulteerde in 1987 tot een samensmelting tot het Guardini Instituut voor PHO, de fusie tussen de Middelbare Normaalschool Maria-Boodschap (de zg. Moutstraat), de normaalschool van het O.L. Vrouw van Gratie-Instituut van Anderlecht (Scheut) en de Sint-Ursulanormaalschool van Laken, welke zelf in 1984 reeds de Scheppersnormaalschool van Alsemberg had overgenomen.

http://www.odis.be/lnk/OR_17875

  • Onze-Lieve-Vrouw-van-Gratie normaalschool in Anderlecht

In juli 1937 nemen de zusters van Sint-Vincentius (Opwijk) de Fröbel-normaalschool over die voorheen in Erps-Kwerps gevestigd was en die naar Opwijk wordt overgebracht. In september 1939 worden de lessen aangevat over drie studiejaren. De Fröbel-normaalschool O.-L.-Vrouw-Hemelvaart wordt ondergebracht in drie klassen van de westvleugel van het klooster. Wanneer in 1947 de nieuwe oostvleugel van het klooster klaar is, wordt de tweede verdieping van de nieuwbouw de normaalschool, met internaat. In 1947 studeren er 72 leerlingen. Daarna neemt het aantal leerlingen sterk toe tot 180 tijdens het schooljaar 1953-’54. In 1961 wordt, ten gevolge van de herstructurering van het normaalonderwijs en op aanvraag van het bisdom, de normaalschool van Opwijk overgeheveld naar de scholen van de zusters van Opwijk in Scheut (Anderlecht).

In 1987 fusioneren de lerarenopleidingen van Sint-Ursula –Laken, Maria-Boodschap – Moutstraat en O.L.V-van-Gratie en worden het Guardini Instituut voor P.H.O. vanaf het academiejaar 1987-1988. De aanvankelijke vier vestigingsplaatsen worden op korte tijd gereduceerd tot twee: de Moutstraat en Scheut. Tot 1995 wordt op de campus in Scheut de opleiding voor kleuterleid(st)ers aangeboden. Met de hogeschoolvorming komen alle opleidingen van het Guardini Instituut en Sint-Thomas op eenzelfde campus: Nieuwland.

  • Middelbare normaalschool Maria Boodschap, Moutstraat, Brussel

Het regentaat Maria-Boodschap (MABO) startte op 1 september 1959 in de lokalen van het Maria-Boodschap lyceum in de Moutstraat te Brussel met vier algemeen vormende secties. Het telde toen 19 studenten die hun diploma na twee jaar konden behalen. De eerste diploma’s werden uitgereikt op 21 juni 1961.

De redenen voor de oprichting lagen in het feit dat de Brusselse secundaire scholen in de tweede helft van de jaren vijftig een enorme expansie kenden met een lerarentekort in de regio tot gevolg. Er bestond bovendien geen regentaat voor meisjes in Brussel. De diocesane overheid vroeg dan ook aan de zusters Annunciaten, met een bloeiend lyceum in het centrum van Brussel en met hun normaalschoolervaring in Heverlee een regentaat op te richten. In 1981 werd het gemengd onderwijs ingevoerd in het regentaat en dit leidde in 1983-1984 tot het hoogste aantal studenten, nl. 202 in het bestaan van het regentaat MABO.

De congregatie kocht in juli 1970 enkele huizen in de Moutstraat en de Nieuwe Graanmarkt met het oog op de bouw van een nieuw regentaatsgebouw. Via het Scholenbouwfonds voor het vrij onderwijs werd na lange dossierperikelen in 1976 de eerste steen gelegd voor de nieuwbouw en op 1 september 1978 wordt het nieuwe gebouw betrokken.

Dat Vlaanderen duidelijk te veel en te kleine instellingen voor pedagogisch hoger onderwijs kende, die moeilijk de brede opdrachten eigen aan hoger onderwijs konden waarmaken, leidde van uit beleidsstandpunt logisch tot een eerste grote fusiegolf voor de lerarenopleidingen.

De inrichtingsnorm werd door Maria-Boodschap (124 studenten op 1 februari 1987 i.p.v. de noodzakelijke 175) niet gehaald. Het hogeschoolbestuur zocht met de steun van KOCB  naar aansluiting met andere Brusselse partners die eveneens de inrichtingsnorm niet haalden nl. de LNS St.-Ursula te Laken (118 studenten) met nog een inplantingspunt in Alsemberg (49 studenten), de KNS O.L.V. van Gratie te Anderlecht, Scheut (88 studenten).

De fusie werd aangevraagd bij de I.P.H.O. en werd op 26 maart 1987 goedgekeurd. Het Guardini-instituut voor pedagogisch hoger onderwijs zou tot aan het nieuwe Hogeschooldecreet in 1995 autonoom functioneren en op menig vlak voortrekkend zijn binnen het Vlaamse hogeschoollandschap.

Zie: OREWOET, 1987 (2), Tijdschrift van MNS Maria-Boodschap Brussel.

https://www.odis.be/hercules/toonORG.php?id=17960

https://www.odis.be/hercules/toonORG.php?id=17527

  • Sint-Thomas, Nieuwland, Brussel

3 september 1922. De laatste zusters van het Heilig Hart verlaten Nieuwland. De zusters hadden op nummer 198 een groot gebouwencomplex waar ze werkten aan de wederopvoeding van mislopen of gevallen meisjes. Het gebouw was in 1921 aangekocht door kardinaal Mercier en ter beschikking gesteld van de Broeders van de Christelijke Scholen.

Op 26 oktober opent de tweetalige normaalschool er haar deuren: Sint-Thomas is geboren. Voorlopig is er alleen de lagere normaalschool voor onderwijzers, overgekomen uit Ukkel. De regenten zaten in de Huidevetterstraat, maar in 1923 komen ze ook naar Nieuwland. De voormalige gevangenis wordt stilaan omgebouwd tot een school, met de hulp van de broeders: ‘In den dag stonden ze aan den leeraarstoel en ‘s avonds, tot laat in den nacht, speelden ze schrijnwerker, metser, smid, schilder of behanger’ schrijft De Stem uit Nieuwland (1933), want er was geen geld. De nieuwe lokalen worden op 29 oktober 1933 plechtig ingewijd. De structuur van de site rond de speelplaats en het binnentuintje is dan gerealiseerd.
Spectaculair kan het niet geweest zijn, getuige de brief van Directeur-Generaal De Paeuw van het Ministerie van Onderwijs: ‘Het gebouw van Nieuwland past nauwelijks voor een normaalschool. Er werd reeds verbouwd, maar de algemeene indruk blijft povertjes en, ondanks alles, onzindelijk.’ (18 maart 1936)

Maar Sint-Thomas groeit en vormt in de geest van Jean Baptist de la Salle christelijke opvoeders en leraars. Het eerste jaar zijn er 22 gediplomeerden, in 1939 studeren 104 leraars af. Na de Tweede Wereldoorlog gaat het in stijgende lijn, getuige de foto’s van de afstuderende promoties. In 1956 zijn er 862 studenten, de helft internen. En het internaatsleven is niet altijd even gemakkelijk. Vroeg opstaan (5u30), veel studie en godsdienstige oefeningen. Om het strenge regime draaglijker te maken, wordt er gesport, is er een jeugdbeweging (KSA) en kunnen de studenten naar een buitenverblijf in Beersel.

In 1950 kopen de Broeders de gebouwen over van het aartsbisdom en een nieuwe bouwcampagne start. De gevels krijgen hun definitieve uitzicht. Om de bouw te financieren doet men een beroep op milde weldoeners en op de goklust van de oud-studenten. In 1953 breidt Sint-Thomas uit met een regentaat LO, in 1956 ontstaat de PK (Plastische Kunsten) en in 1958 de middelbare oefenschool (M.O.S.) en een volwaardige humaniora.

In 1978 deed Sint-Thomas pogingen om te komen tot één grote gemengde normaalschool in Brussel. Deze oproep viel op een koude steen bij de andere partners en leidde in Sint-Thomas tot het invoeren van het gemengd onderwijs vanaf september 1980 en dit zonder enig overleg met de andere normaalscholen. Het gevolg was dat ook de andere normaalscholen het gemengd onderwijs invoerden vanaf 1981. De humaniora en de M.O.S. zijn afgebouwd; de communauteit van de Broeders is opgeheven; Sint-Thomas-Nederlands en Sint-Thomas-Frans splitsen en betrekken hun deel van de gebouwen; voor de eerste keer zijn er meisjes ingeschreven. Vanaf 1984 wordt het internaat omgevormd tot een meisjespeda. De tweejarige opleiding wordt verlengd tot drie jaar. Door de verschillende besparingsplannen in het onderwijs, wordt de lerarenopleiding minder aantrekkelijk. In 1986 daalt het aantal eerstejaars met 30 % in de onderwijzersopleiding en zelfs met 60 % in het regentaat. Sint-Thomas buigt, maar geeft de moed niet op en blijft doorgaan. En er wordt weer verbouwd. Gedaan met de oubollige plankenvloeren, de stofferige zalen, de verborgen hoekjes en trappenhuizen.

Van Sint-Thomas naar Campus Nieuwland

Er is veel veranderd. Uit statistieken van 1991 leren we dat 80 % van de studenten uit Brabant en Oost-Vlaanderen komt, dat 80 % van de studenten pendelt en dat 80 % van de studenten tot het vrouwelijk geslacht behoort. Het is ooit anders geweest met de grote groep West-Vlamingen en het internaat in een mannelijk bastion. Wegens de daling van het studentenaantal is er plaats te over in de vernieuwde gebouwen. In 1993 trekt HIVEK (Hoger Instituut voor Verpleegkunde en Kinesitherapie) in. Nieuwland wordt nu Campus Nieuwland.

In 1995 wordt de Katholieke Hogeschool Brussel opgericht, een fusie tussen Sint-Thomas, Guardini en HIVEK.  De infrastructuur wordt in sneltempo gemoderniseerd. Er ontstaan skills labs, labo’s, computerklassen, vaklokalen met digitale en multimedia-apparatuur en een didactische mediatheek.

Een lang leven is de KHB niet beschoren. In 2002 fusioneren EHSAL, de IRIS Hogeschool (ex-Parnas) en KHB, tot de Europese Hogeschool Brussel, de nieuwe EHSAL. De lerarenopleiding, behalve de L.O.-afdeling die naar Dilbeek verhuist, en de paramedische richtingen blijven op Nieuwland. Voorlopig althans, want in 2009 opent de nieuwe Campus Terra Nova voor de opleidingen Gezondheidszorg. In 2011 verhuist de lerarenopleiding uit Nieuwland naar de centrumcampus Brussel in de Stormstraat.

Zie: NIEUWS uit ST.-THOMAS, 1995, nr. 45.

Afscheidsviering op 30 april 2011  https://nieuwlandsluit.wordpress.com/

  • IRIS Hogeschool

De IRIS Hogeschool, voorheen Katholieke Vlaamse Hogeschool Brussel en Parnas Dilbeek, ontstond in 1995 bij de fusie van het Hoger Instituut voor Maatschappelijk en Cultureel Werk (Poststraat, Schaarbeek) met het Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie Parnas (Dilbeek). De IRIS hogeschool fuseerde in 2002 met EHSAL en KHB. Op de campus Parnas in Dilbeek was o.a. een lerarenopleiding secundair onderwijs ‘lichamelijke opvoeding en bewegingsrecreatie’ die na de fusie met de KHB, gezien de beschikbare sportinfrastructuur, de sportcampus werd voor de beide lerarenopleidingen lichamelijke opvoeding en bewegingsrecreatie van IRIS en KHB.

3. De Brusselse lerarenopleidingen in het web van de fusies van hogescholen

In de voorgaande kroniek van de Brusselse normaalscholen is reeds een link gemaakt met de fusies van normaalscholen in de context van de hogescholen die werden opgericht sinds 1995. Nadien volgde een periode van nieuwe fusies tussen hogescholen. Weinig werd gesproken over de identiteitscrisis die personeelsleden hebben doorgemaakt doorheen deze fusies. Er waren geen draaiboeken om het personeel veilig door deze woelige en ingrijpende veranderingen te loodsen. Het is overduidelijk dat een groot aanpassingsvermogen nodig was om gelijktijdig de fusies van instellingen te verwerken en de decretale herstructureringen van de lerarenopleiding op te nemen. Steeds gedreven blijven om met de nieuw samengestelde onderwijsteams een hoogstaande opleiding te bieden, dat was de uitdaging!

Zie: https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/fusietabel-de-hogescholen-en-de-vroegere-instellingen

Jef C. Verhoeven, Geert Devos, Carine Smolders (2002), Hogescholen enkele jaren na de fusie. Garant, Antwerpen, 184 p.

Jef C. Verhoeven, Geert Devos (2003), Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen. Paper voor de Marktdag Sociologie, Nijmegen. http://docplayer.nl/109536247-Houding-van-docenten-tegenover-fusies-van-hogescholen-in-vlaanderen-en-hun-gevolgen.html

Afsluitend willen we een bondig overzicht geven van de opeenvolgende fusies van hogescholen die de Brusselse lerarenopleidingen hebben doorgemaakt. Na een kwarteeuw mag ook de vraag gesteld worden naar de impact van de schaalvergroting op de kwaliteit van de opleiding, het professionele en persoonlijke welbevinden van de participanten en de waardering/tevredenheid van het werkveld over onze afgestudeerden en de samenwerking met de opleidingen. Het is evident dat een dienst kwaliteitszorg deze terugblik op een wetenschappelijke wijze dient op te nemen om een kwaliteitsvol beleid op te funderen. In Nederland is reeds een tweetal jaar de twijfel gerezen over de schaalvergroting en wordt geopperd dat hogescholen optimaal zijn met een 6000 studenten. Dit debat is aan de orde in de Tweede Kamer. Zo stond kamerlid Wim-Jan Renkema stil bij het verlies van eigenaarschap op de werkvloer. “Professionals weten vaak heel goed wat werkt en wat niet werkt. Maar de afgelopen decennia hebben veel organisaties door protocollen, voorschriften en top–down sturing het deze professionals niet gemakkelijk gemaakt. Dat leidt tot verlies van werkplezier, maar ook tot verlies van kwaliteit van het werk.”

Zie: https://www.scienceguide.nl/2021/02/schokkend-hoe-groot-hogescholen-zijn-geworden-groenlinks-wil-discussie-over-fusies/

Het derde millennium brengt de start van een aantal nieuwe golven van fusies in het Brusselse hogeschoollandschap. In deze beweging neemt de hogeschool EHSAL een leidende rol op. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/EHSAL#EHSAL,_Europese_Hogeschool_Brussel_(2002-2007)

  • Economische Hogeschool Sint-Aloysius (EHSAL) (1925-2002)

De oorspronkelijke Economische Hogeschool Sint-Aloysius (EHSAL) werd in 1925 opgericht als Nederlandstalige afdeling van de toen gestichte Haute École de Commerce Saint-Louis (HEC Saint-Louis). EHSAL  werd bij Koninklijk Besluit van 17 juli 1937 gemachtigd licentiaatsdiploma’s (nu masters) in de Handelswetenschappen uit te reiken.

  • EHSAL, Europese Hogeschool Brussel (2002-2007)

Op 23 september 2002 voltrok er zich een grote fusie tussen EHSAL, IRIS Hogeschool Brussel en Katholieke Hogeschool Brussel (KHB, die op haar beurt een fusie was van Guardini, Sint-Thomas en Hivek).

  • HUB, Hogeschool- Universiteit Brussel (2007-2013)

In het academiejaar 2007-2008 gingen de afdelingen VLEKHO en HONIM over van de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst naar de EHSAL. Vanaf dat academiejaar werd de samenwerking tussen EHSAL en de KU Brussel versterkt onder de gemeenschappelijke vlag Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB)

  • Van HUB-KAHO (2013) naar ODISEE, de co-hogeschool (2014)

In 2013 werd de KU Brussel wegens blijvende dalende studentenaantallen opgeheven en geïntegreerd in de KU Leuven. Zo bleef onder de HUB-vlag enkel de hogeschool over. In datzelfde jaar werden bovendien de academische opleidingen van de HUB-EHSAL toegevoegd aan de KU Leuven. Door het verlies van de masteropleidingen moest de hogeschool op zoek naar een andere partner. HUB-EHSAL fuseerde op 1 januari 2014 officieel met de Oost-Vlaamse katholieke hogeschool Sint-Lieven, waarmee het in 2009 al een samenwerkingsverband had afgesloten. De tijdelijke benaming van HUB-KAHO werd snel vervangen door ODISEE om de eenmaking van beide instellingen te bevestigen.

4. Epiloog

De stroomversnellingen zijn in het verhaal ‘van normaalschool naar hogeschool’ aangestipt. In het Hogeschooldecreet (13 juli 1994) werd de drievoudige opdracht van de hogescholen vastgelegd: het aanbieden van hogeschoolonderwijs, maatschappelijke dienstverlening en projectmatig wetenschappelijk onderzoek. Als slotconclusie kunnen we stellen dat deze opdrachten onmiskenbaar een belangrijke invloed gehad hebben op de ontwikkeling van o.m. de lerarenopleidingen. Schaalvergroting en fusies zijn hiervoor een noodzakelijk instrument geweest maar de vraag blijft open… tot waar moet die opschaling gaan zodat de opleidingen hun band en samenwerking met het afnemend werkveld behouden om samen leraren op te leiden.

Als epiloog nog enkele heikele punten die we niet kunnen laten liggen omdat ze reeds geruime tijd opduiken in het maatschappelijk debat over de vorming en verdere professionalisering van de leraar.

  • ‘Vermastering van de leraar basisonderwijs’. Gepast en ongepast worden vergelijkingen met het buitenland gemaakt, zoals met Finland, om te pleiten voor een herwaardering van het beroep van leraar en de opleidingen op te schalen naar masteropleidingen. Een middenweg in dit debat wordt gevonden door naast de bacheloropleidingen ook masteropleidingen voor het basisonderwijs te introduceren. De overheid gaf recent (2019) opdracht om een review hierover op te stellen en te voorzien van beleidsvoorstellen. https://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsonderzoek/?nr=981  Zowel de lerarenopleiders als het werkveld betwijfelen de noodzaak aan deze masteropleiding aangezien momenteel met de banaba opleidingen en de master in de educatieve studies reeds diverse trajecten beschikbaar zijn om het lerarenteam in het basisonderwijs te versterken. Bovendien kan het inzetten van bachelors secundair onderwijs in de lagere school eveneens bijdragen om het onderwijs in bepaalde vakgebieden te versterken en een brug te vormen tussen basis- en secundair onderwijs.
  • Met het decreet betreffende de lerarenopleiding en de nascholing (1996) werd de mogelijkheid gecreëerd voor de hogescholen om Voortgezette lerarenopleidingen aan te bieden. Zo werden aan de KHB meerdere voortgezette lerarenopleidingen aangeboden zoals Intercultureel Onderwijs. Deze tweejarige opleiding van 60 studiepunten werd in 1999 met een ministerieel besluit gereduceerd tot een studieomvang van 30 studiepunten. Nadien was het onmogelijk om met de introductie van de BAMA-structuur (2003) deze opleiding te behouden omdat Bachelor na Bachelor opleidingen minimum 60 studiepunten vereisen. De minister degradeerde de opleiding de facto tot een postgraduaat zonder enige overheidsfinanciering. Een parlementaire vraag hierover werd niet beantwoord. https://docs.vlaamsparlement.be/website/htm-vrg/354395.html

In 2011 ontving het studiegebied onderwijs van de HUB een positief advies van de NVAO voor haar aanvraag om een nieuwe BanaBa opleiding te starten: de BanaBa Schoolontwikkeling.

Terloops, de Vlaamse uitvinding van de BanaBa opleidingen is wellicht uniek maar versterkt de binaire structuur van hogescholen versus universiteiten. Masteropleidingen zijn een exclusiviteit voor de universiteiten. Waarom kunnen professionele masters niet ingericht worden in Vlaanderen zoals in Nederland waar de hogescholen wel bewijzen dat ze geaccrediteerde masteropleidingen als bovenbouw voor de lerarenopleidingen kunnen aanbieden. Het zijn opleidingen die succesvol zijn en gewaardeerd worden door het werkveld.

Zie het boeiend debat in het Vlaams parlement met toenmalig onderwijsminister Hilde Crevits: https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1224099/verslag/1228274

Meer info over de Nederlandse professionele master:

https://www.scienceguide.nl/2020/03/we-zijn-gewoon-niet-elkaars-concurrent/

http://docplayer.nl/150318322-De-professionele-masterstandaard-vereniging-hogescholen.html

  • Bij elke decreetwijzing over de lerarenopleiding werd de vraag gesteld naar de plaats van de ‘Hogere Instituten voor Opvoedkundige Studiën’ (HIVO) in deze decreten. Deze instituten zijn erkend door de overheid en bieden een driejarige deeltijdse opleiding aan. Na twee jaar kan men als cursist een getuigschrift behalen (GHOS) en na drie jaar een diploma (DHOS) waar een ‘civiel effect’ aan gekoppeld is, d.i. een loonsverhoging. https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/vergoeding-voor-bijzonder-getuigschrift-of-diploma Dit is discriminerend t.o.v. cursisten die een BanaBa diploma behalen waarvoor geen bijkomende verloning wordt toegekend. Aan de HIVO’s wordt reeds meer dan een decennium een werkingstoelage verstrekt. Aanvankelijk voor een periode van twee jaar met daaropvolgend een evaluatie. Stilzwijgend is de toelage verder verlengd en blijft een kwaliteitsvolle visitatie door bijv. de NVAO uit. De overheid beperkt zich tot een beknopte vragenlijst om de werking van deze instellingen te beoordelen.

Zie: Werkingsverslag 2019-2020 in het kader van de subsidie aan de Hogere Instituten voor Opvoedkunde   –   https://data-onderwijs.vlaanderen.be/documenten/fiche.aspx?id=9752

Een project om deze instellingen te integreren in het studiegebied onderwijs van de hogescholen komt niet ter tafel. Kleur bekennen lijkt onmogelijk voor opeenvolgende ministers. Elke minister ontvangt wel eens een parlementaire vraag over dit heikel punt en dan wordt het dossier terug in de lade gelegd…

Zie: Vraag om uitleg van mevrouw SABINE POLEYN (2009) tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de opleidingen die leiden tot het diploma Hoger Opvoedkundige Studiën (DHOS) en getuigschrift Hoger Opvoedkundige Studiën (GHOS) https://docs.vlaamsparlement.be/website/htm-vrg/546182.html

Schriftelijke vraag nr. 582 van VERA CELIS (23 juni 2017) aan HILDE CREVITS Vice-minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams Minister van onderwijs http://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1286191

We durven hopen dat in de nabije toekomst het ‘point of no return’ bereikt wordt en dat de transitie naar de hogeschool, zoals voor de GPB lerarenopleidingen van de CVO, ook kan plaats vinden voor de HIVO opleidingen. Het blijft een krachtmeting tussen lobby’s en een coherente transparante onderwijsbeleidvisie van de overheid. Kan ‘het sluwe schaap de grote wolf te slim af zijn’?

 Education is learning to grow, learning what to grow toward, learning what is good and bad, learning what is desirable and undesirable, learning what to choose and what not to choose.

Abraham H. Maslow